beeld geeft enige stukken over vroege kolonisten, de tekst van een folk song en een foto van een plaggenhut. Zoals gebruikelijk in de laatste aflevering van een jaargang is de bibliography of writings on archives, current records and historical manuscripts over het voorafgaande jaar (1964) opgenomen. Uit de vaste ru brieken stippen we aan: de recensie van een biografie van Harriet Beecher Stowe, the Known and the Unknown, door Edward Wagenknecht geschreven aan de hand van talrijke van de schrijfster van Uncle Tom's Cabin bewaard gebleven brieven in the Women s Archives at Radcliffe College, de technical note over Inci dence of Allergy in Archival Work, zijn neusverkoudheid en ontstoken ogen wel licht een beroepsziekte van de in stoffige paperassen werkende archivaris? en de bladvulling op pag. 510: Dutch Wealth. An interesting feature that emerges from study of the section on desccription (in Elseviers Lexicon of Archive Terminology) is the wealth of the Dutch language in clear definitions for all sorts of business records, especially for those relating to trade and accounting. This is no doubt a result of that commercial primacy which the Netherlands held for so long in the seventeenth century. (D. S. Macmillan, in a review in Business Archives and History, 5 173 (aug. 1965)). De recensent had daarbij ongetwijfeld het oog op: verkoopboek, factuurboek, inkoopboek, rekenboek, huishoudboek, ladingboek, scheepsmanifest en passagierslijst. J. H. v. d. HO Archivalische Zeitschrift. 1965. Albert Bruckner, Zur Diplomatik der alteren an- gelsachsischen Urkunden. Schr. behandelt de Angelsaksische oorkonden vóór 800. Hun aantal is nog vrij groot ondanks de grote verliezen. Deze verliezen zijn te wijten aan het aanleggen van copiaria, maar ook aan vernietiging tijdens de Re formatie en de woelingen van de 17e eeuw. De oorkonden zijn meest door de ontvangers zelf opgesteld, waardoor vergelijkingsmateriaal zoals bij de continen tale kanselarijen met hun typische tekens beperkt is. Het vaststellen van de origi naliteit is daardoor bijzonder moeilijk. We zijn eigenlijk alleen op het schrift aan gewezen. Deze en andere verschillen met oorkonden van het vasteland zijn te verklaren uit de omstandigheid, dat de Angelsaksen door de missionarissen van de zevende eeuw direct door het kerkelijke Rome werden beïnvloed, terwijl op het vasteland al vroeger aansluiting was bij het keizerlijke Rome. Gerhard Piccard, Carta bombycina, carta papyri, pergamena graeca. Ein Beitrag zur Geschichte der Beschreibstoffe im Mittelalter. Een foutieve afleiding van bombycina van bombyx of bambaxe katoen had de mening doen postvatten, dat het oudste papier gemaakt zou zijn van katoen. De grondstof bestond echter uit linnen vodden. Een afleiding van de stad Bambyce (Mambidisch) in Syrië is ook met houdbaar gebleken. Wat de verklaring dan wèl is, is mij niet duidelijk geworden, wel dat het adjectief 'nur eine in Bezug auf Papyrus vergleichende und [66] unterscheidende Bezeichnung sein kann'. De vergelijking met papyrus deed voor het nieuwe produkt ook de naam papier ontstaan; het verdwijnen van papyrus maakte omschrijvingen als "bombice sive papirus' niet meer nodig. In Duitsland heeft het adjectief bombyce geen ingang gevonden; het papier werd daar pas in gevoerd, toen in Italië de overgang van carta bombycina naar carta papiri reeds had plaats gevonden. Pergamena graeca was een zeer dun soort perkament, ge schikt voor de bewerking met bladgoud. Voor de artikelen van Anton Largiadèr, Die Papsturkunden im Gatterer-Apparat zu Luzern von Innozenz III bis Martin V en Wolf-Heino Struck, Nachtrage zum Codex diplomaticus Anhaltinus, kan naar deze bijdragen zelf worden verwezen. Interessanter voor ons is het artikel van Hugo Stehkamper, Die massenhaften gleichförmigen Einzelsachakten in einer heutigen Grossstadtverwaltung. Hij be handelt een aktueel probleem, namelijk het probleem van de bewaring en vernie tiging van de massale gelijkvormige stukken van de administratie. Hij heeft bij het gemeentearchief van Keulen de verschillende bureaus geanalyseerd, hun taak, omvang, groei nagegaan en de betekenis van de daar gevormde archieven. Op grond daarvan komt hij tot conclusies over de vernietiging. Heinz Friedrich Dei- ninger beschrijft Die Neueinrichtung des Stadtarchivs Augsburg. Opvallend is, althans voor onze begrippen, hoeveel zorg in vroegere eeuwen besteed is aan de bewaring en ordening van het archief. In de tweede wereldoorlog heeft het geen verliezen geleden. Na de oorlog is het uit 1873/4 daterende, niet als zodanig ge bouwde archiefgebouw geheel gemoderniseerd. Het grootste artikel van de af levering is het verslag van Bernhard Zittel over Der Grossbrand auf der Burg Trausnitz in Landshut. Deze brand, welke op 21/22 oktober 1961 plaats vond, heeft in Duitsland een geweldige indruk gemaakt, maar blijkbaar minder bij ons. Door het verzuim van een werkster die vergeten had een elektrische dompelaar in een emmer met water uit te schakelen geraakte het gebouw in brand. Veilig- heidsmaatregelen als gesloten deuren, getraliede vensters werkten nu averechts en belemmerden de blussing. Bijna het gehele slot ging verloren. In het gebouw was het Staatsarchiv Landshut gevestigd. Tijdens de blussing heeft men met man en macht geprobeerd de archivalia te redden, wat grotendeels gelukte. Van de 20 km archief is slechts 300 meter voorgoed verloren gegaan, maar 3455 meter was min of meer beschadigd door water en vuur. Het artikel behandelt dan verder het drogen en repareren van de beschadigde archivalia en geeft ook richtlijnen om in de toekomst brand te voorkomen. Dit alles verdient ook zeer onze aandacht. Ten slotte moet worden meegedeeld, dat een proces is gevoerd over de schuld vraag. De werkster werd tot drie weken gevangenisstraf voorwaardelijk veroor deeld; verzachtende omstandigheden konden namelijk in aanmerking worden ge nomen. Verantwoordelijk werd ook gesteld de slotbewaarder die had moeten controleren. Hier kon geen straf worden opgelegd, omdat juist op de dag vóór de brand een nieuwe bewaarder was aangesteld. Of de functie al was overgedra gen kon niet worden uitgemaakt. W. J. F. [67]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1967 | | pagina 37