liere bedrijven maakte de kamer overbodig. Haar archief, waarvan de schrijver
een overzicht geeft, berust thans in het staatsarchief te Krakau. O. Staron ten
slotte wijdt aandacht aan de wederopbouwbureaux. der Poolse steden en hun pa
pieren neerslag van blauwdrukken en kostenberekeningen, 1947-1955. Om voor
archiefpersoneel de ordening van deze bescheiden te vergemakkelijken wordt te
vens de organisatie van deze kantoren besproken en hun werkterrein door een
tweetal landkaarten verduidelijkt.
Bij de archiefkroniek valt de Silezische tentoonstelling in Wroclaw (Breslau) op,
waarvan een foto is opgenomen. Onder de boekbesprekingen is er een van
onze Archiefterminologie door C. Biernat uit Danzig. Aan het slot worden
herdacht Stanislaw Rozanski (1887-1965), Feliks Michalowski (1903-1965) en
Wlodzimierz Maksakow (1886-1964), met portretten.
J. H. v. d. HO
Verslag van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie over 1965
1965 bracht de vijfde lustrumherdenking van de bezetting van Nederland en de
vierde van de bevrijding. Daardoor werd het tot het drukste jaar uit het bestaan
van het instituut. Terwijl het gewone werk zo goed mogelijk moest worden voort
gezet, diende tegelijkertijd te worden tegemoet gekomen aan vragen die in ver
band met de herdenkingen uit alle delen van het land door overheid en burgers
werden gesteld. Drs. A. H. Paape, hoofd van de afdeling Beheer, schreef een ge
schiedenis van de eerste verzetsgroep 'De Geuzen', die in een oplaag van meer
dan 200.000 exemplaren verscheen als geschenk voor de Boekenweek 1965. De
in mei 1960 begonnen televisieserie 'De Bezetting', die door de directeur van het
instituut di. L. de Jong werd samengesteld en gepresenteerd, eindigde op 4 mei.
De toespraak, die de heer J. W. Rengelink hield t.g.v. de 21ste en laatste uit
zending, is als bijlage VII bij het verslag opgenomen.
Bijlage I bevat het afzonderlijke verslag van de werkzaamheden van het instituut
naar aanleiding van de mei-herdenkingen 19651. De verrichte arbeid betrof boek
uitgaven, dagbladen en andere periodieken, radio en televisie, films, filmstrips en
grammofoonplaten, tentoonstellingen en herdenkingsmanifestaties van de meest
verschillende aard.
Tot het gewone werk, dat ondertussen doorging, moeten de wetenschappelijke pu
blicaties en de kwesties rond Duitse schadevergoedingsregelingen gerekend wor
den. De in het vorige jaarverslag genoemde monografie van prof. dr. J. Presser
over de Jodenvervolging verscheen in april. Het eerste exemplaar werd door de
minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk op 22 april in de voor
malige Hollandse Schouwburg aan de burgemeester van Amsterdam aangeboden.
fU!k, ee<"^ijlage verscheen ook in het herdenkingsjaar 1960, cf. Ned. Archievenblad
1961, blz. 166.
[60]
De toespraak van de minister vormt bijlage V van het verslag2. De tekst van mo
nografie nr. 11, B. A. Sijes 'De arbeidsinzet. Dwangarbeid van Nederlanders in
Duitsland 1940-1945' ging naar de drukkerij en is inmiddels verschenen. Dr. J. C.
H. de Paters geschiedenis van het Protestants schoolverzet kwam bijna gereed.
Dr. L. de Jong kon zich in de tweede helft van het jaar weer in hoofdzaak wijden
aan de voorbereiding van het geschiedeniswerk 'Geschiedenis van Nederland in de
tweede wereldoorlog'. Hij concentreerde zich op de afronding van het onderzoek
dat aan deel I ten grondslag moet liggen. Dit eerste van de zes beoogde delen zal
misschien in 1968 kunnen verschijnen. De bronnenpublicaties Briefwisseling van
mr. M. M. Rost van Tonningen, deel I, en Brieven en bescheiden betreffende Ne
derland uit de archieven van de SS, deel 1 en II, bereikten de stadia van vervaar
diging der indices en voetnoten. Aan de monografie over de NSB 1931-1945
werd verder gewerkt.
De in 1964 opgestelde afwikkelingsnota2 werd in beginsel door de minister van
cultuur, recreatie en maatschappelijk werk goedgekeurd. Het 20-jarig bestaan van
het instituut werd op 8 mei in een samenkomst van bestuur en staf herdacht.
In de categorie archieven bestonden de aanwinsten (28, tegen 14 in 1964) gro
tendeels uit aanvullingen op reeds aanwezige archieven. Afzonderlijke vermelding
verdienen een omstreeks vier strekkende meter omvattend archief van het Plaat
selijk bureau 's-Gravenhage van het interkerkelijk bureau voor noodvoedselvoor-
ziening, driekwart strekkende meter archivalia van de afdeling Zutphen van de
Joodse raad, alsmede een dossier uit het archief van de Befehlshaber der Sicher-
heitspolizei met betrekking tot een explosie die in de zomer van 1940 in de Zand-
voortse synagoge heeft plaats gehad. Apart vermeld dienen nog te worden enige
vonnissen van het Reichskriegsgericht te Berlijn tegen een aantal Nederlandse ver
zetsgroepen en een 300-tal uit het Bildarchiv van de NSDAP stammende foto's
van activiteiten van het Arbeitsbereich Niederlande van deze organisatie.
Buitenlandse contacten waren er o.a. in verband met processen tegen oorlogsmis
dadigers in München en Wenen (Rajakowitsch) en door deelneming van leden
van de staf van het instituut aan geschiedkundige congressen. De verslagen van
dr. De Jong over zijn bezoeken aan het congres van de World Union of Jewish
Studies te Jeruzalem in juli en aan de conferentie over de documentatie van het
verzet in Wenen in augustus zijn onder de nrs. 11 en III bij de bijlagen opgeno
men.
Tenslotte dient nog bijlage IV vermeld te worden, het referaat van dr. De Jong
over de voorlichting aan de jeugd betreffende de jaren 1940-1945, een onder
werp, dat hij reeds besprak op de Twentse Onderwijzersdag in Hengelo op 23
april 1964.
J. H. v. d. HO
2 De naar aanleiding van dit boek door prof. F. Polak in de Eerste Kamer gestelde
vragen over de zaak-Weinreb en hun beantwoording door de minister van Justitie
maken bijlage VI van het verslag uit.
2 Zie Ned. Archievenblad 1965, blz. 126.
[61