zijn geen redenen om aan te nemen dat het ene jaar zoveel meer te beoorkonden
viel dan het andere, evenmin als we behoeven te veronderstellen dat de graaf pas
na zeven jaar regering er toe zou zijn overgegaan min of meer regelmatig oorkonden
uit te vaardigen. Ook al is het absolute aantal beschikbare oorkonden voor een
onderzoek toereikend, we zullen er steeds rekening mee moeten houden dat onze
blik op het oorkondenwezen van Dirk VII sterk kan worden beïnvloed (en ook
wel beïnvloed, vertekend zal zijn) door faktoren die met dat oorkondenwezen zelf
niets uitstaande hebben, m.n. door de grillige lotgevallen der archieven van de
instellingen en personen voor wie de oorkonden bestemd waren1.
Van twaalf oorkonden is het origineel voorhanden2. Hiervan zijn er drie door
één hand geschreven3. Het betreft oorkonden voor drie verschillende geadresseer
den: Biggo c.s., de abdij Rijnsburg, en de burgers van Dordrecht. Deze drie oor
konden zijn dus niet geschreven door die geadresseerden zelf maar door iemand
uit de omgeving van de oorkonder. Er stond de graaf van Holland in 1199-1200
kennelijk iemand ter beschikking die meermalen oorkonden in het net schreef.
Van die man kunnen we nog meer te weten komen.
In de eerste plaats schreef dezelfde hand jaren later een oorkonde voor graaf
Willem I, bestemd voor de abdij Mariënweerd4.
Voorts blijkt uit onderlinge vergelijking van het diktaat van deze drie oorkonden
van Dirk VII en die ene van Willem I, dat niet slechts het schrift maar ook de
bewoordingen van éénzelfde man en dus van iemand uit de omgeving van de oor
konder afkomstig moeten zijn. Aan deze vier oorkonden kunnen dan nog drie
andere van Dirk VII en vier van Willem I worden toegevoegd, alle uitsluitend in
afschrift overgeleverd'. De diktaatkenmerken die deze in totaal elf oorkonden,
1 Het behoeft ons niet te verwonderen dat zestien keer een kerkelijke instelling de
destinataris is en slechts vijf keer wereldlijke personen of instellingen. Des te merk
waardiger is het, dat de oorkonde van 1202 voor Aulne (KOCH 259) niet via het
archief van die abdij maar middels de registratie van een 14e-eeuws vidimus door de
kanselarij van de graaf van Holland is overgeleverd; en het verdrag met de bisschop
van Utrecht van [c. 1200 nov.] via het archief van de hertog van Brabant (KOCH 246).
De oorkonde voor Biggo en zijn neven KOCH 233 is nooit in kerkelijk bezit gekomen
maar is, totdat het origineel onlangs zoek raakte, steeds in handen van de wereldlijke
rechtsopvolgers van de geadresseerden gebleven.
2 Van de oorkonde van 1199 voor Biggo c.s. (KOCH 233) is het thans verdwenen
origineel door Adr. KLUIT in facsimile uitgegeven Historici critica comitatus Hol-
landiae et Zeelandiae, II-1, Medioburgi 1782, p. 224, tab. VI), gegraveerd door H.
Klockhoff naar een tekening van H. Nieuwenhuijsen uit 1774. Naar uit vergelijking
van een aantal andere in dat werk opgenomen facsimile's met hun wel bewaarde origi
nelen bleek zijn dit afbeeldingen van zeer hoge kwaliteit, die vrijwel op één lijn kunnen
worden gesteld met fotografische facsimile's.
3 KOCH 233, 241, 243; zie de afbeeldingen tegenover p. 24.
4 KOCH 370; zie de afbeelding tegenover p. 24.
5 KOCH 255, 259, 262, 270, 332, 334, 379. De oorkonden KOCH 262, 270, 334 en
370 zijn reeds door K. N. KORTEWEG als door één man opgesteld onderkend ('Het
stadrecht van Geertruidenberg in Verslagen en mededeelingen [van deVereeniging
tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsche recht, X-l, 1946, p. 16-83, i.h.bijz.
p. 30-36). Met KORTEWEGs identifikatie van deze dictator met de kapelaan Hendrik
kunnen wij ons niet verenigen; zie hierna, p. 31-32.
[101]