II Opberging van charters Daar het te verwachten is, dat binnen afzienbare tijd twee rijksarchiefdepóts nieuw ingericht zullen worden, is het dienstig ons te bezinnen op de opberging van de charters. De huidige opberging te Arnhem is redelijk goed te noemen. De charters zijn in de oorspronkelijke opgevouwen toestand in stevige ruime enveloppen van uniforme afmeting gestoken; deze enveloppen staan rechtop in dozen. Bij elk archief behoort een aantal charterdozen, die derhalve niet steeds geheel gevuld zijn, hetgeen ruimte- verlies en minder gunstige stand van de charters meebrengt. In Utrecht is de opberging veel minder gunstig. De charters zijn geborgen in zakjes van uiteenlopend formaat, dikwijls zo klein dat de stukken er in gepropt zijn. On gunstig is ook het horizontaal op elkaar liggen van de charters. Het komt vaak voor dat de zakjes gevuld blijken te zijn met gruis van gebroken zegels, hetgeen ook te Arnhem, zij het in mindere mate, het geval is. Een probleem vormen in beide archiefbewaarplaatsen de charters met zeer breek bare, of extra grote, of vele zegels. Deze worden soms in speciaal op formaat ver vaardigde grote platte dozen bewaard, hetgeen een onhandige en ruimteverslin- dende opberging te weeg brengt, of zij worden in charterkastjes met platte laden be waard. Het nadeel van deze kastjes is, dat het formaat van de laden maar zeer ten dele aangepast kan worden aan de uiteenlopende formaten van de charters. Daar door ontstaat ruimteverspilling. Wanneer deze charters in de leeskamer geraad pleegd zullen worden, moet óf de gehele lade voor de bezoeker op de tafel geplaatst worden óf de oorkonden moeten eruit genomen en op een karton vervoerd worden. Als de ladenkastjes goed willen voldoen, moeten zij uit metaal vervaardigd worden, en zullen zij zeer kostbaar zijn. Tenslotte blijft het een subjectieve beoordeling, welke charters men in de enve loppen kan laten, en welke voor een opberging in grote platte dozen of ladenkastjes in aanmerking komen. Het onhandige formaat van de dozen en de kostbaarheid van de kastjes zal maken dat charters, die eigenlijk voor deze bijzondere opber ging in aanmerking komen, toch maar in de enveloppen gelaten worden. Een bijzonder probleem vormt het steeds meer noodzakelijke fotograferen der charters. De stugge vouwen in het perkament worden öf door de fotograaf glad ge trokken, hetgeen veel 'gevaar meebrengt, öf zij worden door een voorbehandeling in de binderij glad geperst. In beide gevallen is het daarna weer opvouwen funest voor de broze beschreven bovenlaag van het perkament. Gezocht wordt naar een uniforme opbergwijze, die voor alle charters en zegels een onbeschadigd voortbestaan waarborgt, zo weinig mogelijk ruimteverlies mee- [104] brengt, en waarvan de kosten redelijk blijven. Het volgende wordt in overweging gegeven, waarbij vooropgesteld worde, dat over de hier voorgestelde opbergmethode door deskundigen op het punt van de techni sche uitwerking en de beïnvloeding door nog niet eerder voor dit doel gebruikte stoffen, een advies uitgebracht zou moeten worden. Ook moet onderzocht worden of het in uitgevouwen toestand bewaren voor het beschreven oppervlak gunstig is of niet. Gedacht is aan een verticale opberging, waarbij de charters in uitgevouwen toe stand op een dunne, doch niet buigzame plaat doorzichtig plastic of perspex beves tigd worden. Deze plaat wordt opgehangen in een doos of kast, op de wijze van de hangende dossiers- of van de hangende kaarten-kasten. Het charter moet op de plaat bevestigd worden, zodanig dat het van het verticaal hangen, met de vaak zware zegels eronder, geen nadeel ondervindt. De tekst moet leesbaar en zoveel mogelijk ook fotografeerbaar zijn, zonder dat het stuk van de plaat verwijderd wordt. De plaat moet een aantal centimeters groter zijn dan het charter. Door middel van stroken van hetzelfde doorzichtige materiaal kan het charter van boven en links en rechts op de plaat vastgeklemd worden. Deze stroken vallen dus voor een deel over de randen van het charter heen. Het overblijvende vrije gedeelte van de strook wordt met een te construeren klem op de plaat vastgezet, of met een schroef en moer, die door een gat in de strook en de plaat (dus buiten de omtrek van het charter) gestoken is, stevig tegen de plaat aangedrukt. Bij charters die geheel tot de randen beschreven zijn, zal de doorzichtige klem mende strook een deel van het schrift bedekken. Dit zal voor het lezen geen be zwaar zijn, mits een materiaal gekozen wordt, dat zijn doorzichtigheid behoudt. Bij het fotograferen echter zal de strook, die het schrift bedekt, verwijderd moeten worden; het voordeel blijft echter, dat de fotograaf een charter krijgt, waarvan de vouwen weinig of geen persen of uitrekken meer vereisen. De dorsale opschriften zullen leesbaar en wellicht fotografeerbaar blijven. Voor zware of kwetsbare zegels kan aan de onderzijde van de plaat een soepele plastic hoes aangebracht worden, die steun en bscherming geeft, en die gemakke lijk geopend moet kunnen worden. De opberging moet, althans wanneer men bij een zeer groot aantal charters per archief zoveel mogelijk ruimte wil besparen, volgens formaat geschieden. De kleine formaten kunnen in kartonnen dozen, de grote wellicht beter in houten bakken of stalen laden opgehangen worden. Op de plastic platen kunnen etiketten gekleefd worden. De charters kunnen op deze platen in een rekje gehangen naar de leeskamer ver voerd worden. Uiteraard zal de vroegere wijze van bewaring in enveloppen of laden gehandhaafd kunnen blijven daar, waar er redenen zouden blijken te zijn, welke de toepassing van de eventuele nieuwe methode ongewenst maken. P. J. Meij (Red.) M. P. van Buijtenen [105]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 13