en wel in het bijzonder die van de Alg. Rijksarchivaris. De C.H.A. blijft in dezen
diligent en we mogen dankbaar zijn voor het thans bereikte, in het bijzonder bij
O.K.W. Het rijk heeft echter een bepaalde visie op de functiewaardering.
Bij gemeente en waterschap ligt de kwestie geheel anders, er is geen eenheid in
bezoldigingsnormen bij de lagere organen. Het contact met verschillende gemeen-
besturen op verzoek van de betrokken hoofden van dienst was aangenaam en
vruchtdragend. Twee gemeentebesturen hebben de salariëring verbeterd, één
stelt dit in het vooruitzicht en één bestuur heeft een betere personeelsbezetting
gemaakt. Er is advies gevraagd wegens de bezoldiging bij een nieuw archivariaat
en een streekarchivariaat, en verder zijn er door drie archivarissen inlichtingen
gevraagd in verband met een kans op betere vooruitzichten.
Mej. Ruys stelt een vraag betreffende de mogelijkheden bij de gemeenten voor
lager archiefpersoneel. De voorzitter antwoordt dat men, indien men verbeterin
gen beoogt, met zeer gefundeerde opmerkingen en wensen moet aankomen.
De heer Goudappel vraagt iets omtrent de verhouding van le en 2e klassers bij
eenzelfde dienst. Voorzitter antwoordt, dat er ruimte moet zijn voor bevordering
van 2e klassers naar leeftijd en ervaring.
7 De heer Stempher van het Arnhemse gemeentearchief, waar de ingekomen
antwoorden op onze enquête zijn bewerkt, houdt naar aanleiding hiervan een
nabeschouwing.
Na opgemerkt te hebben dat van de 53 gemeentearchivarissen er 26 geantwoord
hebben, van de 12 streekarchivarissen 5 en de 7 waterschapsarchivarissen 1, con
stateert hij, dat we over de positie van de waterschapsarchiefambtenaren niets
kunnen zeggen, en van de gemeentearchiefambtenaren over de helft van de moge
lijke gegevens beschikken. Deze materie is nu verwerkt in een overzicht, dat ge
stencild als 'voorlopig ontwerp van organisatie en taak van een gemeentelijke ar
chiefdienst' aan de vergadering is rondgedeeld (zie achter dit verslag)
Het is duidelijk geworden dat geen twee diensten ten aanzien van organisatie en
taak gelijk zijn. Het is niet mogelijk een zakelijk en kort resume te geven: het enige
wat b.v. middelbare archiefambtenaren gelijk hebben schijnt hun diploma te zijn.
Verder is er nog veel werk te verzetten wat betreft de inventarisatie, waaraan
diverse ambtgenoten nog voor jaren genoeg hebben.
Hij bespreekt nu aan de hand van het overzicht de verschillende punten en be
gint met enkele opmerkingen over de diverse besluiten nodig voor het instellen en
doen functionneren van een archiefdienst. Vervolgens worden de geldmiddelen, de
gebouwen, de depots e.d. in den brede besproken, waarbij hij er de aandacht op
vestigt, dat een archiefdienst zich wel nooit zal kunnen bedruipen, aangezien
tegenover de uitgaven slechts minieme inkomsten staan. Personeel en taakverde
ling van dit personeel bespreekt hij en gaat dan over tot de taak van een gemeen
telijke archiefdienst, waarbij hij begint de diverse 'fondsen' welke in een archief
bewaarplaats kunnen voorkomen, onder de loupe te nemen en ook een woordje
wijdt aan het verwerven van archieven. Dan komt de raadgevende taak van de ar
chivaris aan de orde, die uitvoerig wordt besproken, evenals de adviserende taak
[8]
aan het gemeentebestuur en de diverse instellingen welke deze diensten vragen.
Ook komt de inspectietaak, ons volgens de archiefwet-1962 toegedachte, aan de
orde. Het wachten is op de uitvoeringsbesluiten, die nog steeds in de maak zijn:
het staat wel vast dat de volgende jaren onze volle aandacht zullen vragen. Ook de
representatieve taak dient niet vergeten te worden, in het bijzonder het ontvangen
van de wonderlijkste categoriën bezoekers, welke alle op de een of andere wijze,
soms in een der Europese talen, ingelicht en mogelijk tevreden gesteld dienen te
worden. Na enkele woorden te hebben gezegd over de opleiding van personeel,
waarbij hij ook wijst op de grote invloed welke de ervaring op de beoordeling van
de rang heeft, bespreekt hij tenslotte uitvoerig de moderne documentatiemethoden
en de binderij.
Aan het slot van zijn causerie wekt hij degenen, die nog niet hebben gereageerd
op onze enquête op hun antwoorden alsnog in te zenden en merkt op dat de theo
retische opleiding zoals deze op de Archiefschool thans plaats vindt wellicht eens
met dit schema zou kunnen vergeleken worden.
Na een dankwoord van de voorzitter opent dr. van Hoboken het debat met en
kele losse opmerkingen. De analyse van de heer S. zou gescheiden moeten worden
in zaken van primair en secundair belang. Zo zouden de punten der taakanalyse
1, 2, 4, 7, 8 en 9 primair gezien moeten worden, waarbij hij voor punt 7 als titel
voorstelt: 'verzamelingen en collecties', en voor 'leeszaal' in punt 2 'studiezaal'.
De heer Wortel, die als museumdirecteur en archivaris in dezelfde positie ver
keert als b.v. onze voorzitter, meent dat deze situatie zijn tijd heeft overleefd. Hij
vraagt om steun bij de gemeentebesturen om verandering hierin te brengen, aange
zien een gemeentearchivaris een volledige dagtaak heeft.
Dr. Hart meent dat een binderij feitelijk een restauratiewerkplaats is, waarover
zich een kleine discussie met dr. van Buijtenen ontspint.
De spreker antwoordt en meent dat een scheiding in primaire en secundaire
taken van de plaatselijke instelling afhangt. In de ene plaats kan een 'secundaire'
taak van primair belang schijnen. Ieder kan echter dit overzicht naar zijn eigen
dienst aanpassen. Ook ten aanzien van de terminologie wil hij zich gaarne bezin
nen en vraagt om schriftelijke reacties.
De voorzitter wijst nogmaals op het aktief blijven ten opzichte van de inzichten
betreffende functiewaardering en meent dat de poging van de heer Stempher een
schuchter begin is van een taakanalyse die zijn diensten zal bewijzen voor een toe
komstige waardering van de functie van ons ambt en sluit om 1 uur het officiële
gedeelte van deze dag.
Na een bijzonder gezellige lunch werd het gezelschap vergast op een demonstratie
van de snel te monteren en te demonteren houten archiefstellingen van onze gast
heren, waarbij verschillende vragen uit onze kring werden beantwoord. Ook wer
den in een der gebouwen van het fabriekscomplex verrijdbare constructies bezien
en beproefd, waarna een bezichtiging van enkele spectaculaire machines in de
fabriekshallen volgde, waarbij men o.a. vervaarlijke boomstammen met grote snel
heid zag veranderen in een buigzame brede strook hout.
Te omstreeks half vijf keerden de aanwezigen terug naar hun woonplaatsen.
[9]