bescheiden na verjaren of verouderen op verzoek vernietigd worden, eventueel met certificaat van vernietiging. Tot zover het prospectus. Wij volgen de ontwik keling van dit project met belangstelling, van mening dat het slagen in het be lang is van de bedrijfsarchieven, waar de overheidsarchivaris nog zo ver van af staat en waar vaak onherstelbare verliezen zijn geleden, zoals onlangs te lezen was in een advertentie van een brouwerij uit het oosten des lands: 'Omstreeks 1900 werden door gebrek aan gevoel voor traditie veel zakelijke en fami liepapieren vernietigd en verbrand. Deze advertentie-serie zou waarschijnlijk nooit geschreven en getekend zijn als een oude houten koffer lang geleden niet was weggeschoven naar een verloren stoffig hoekje van een uitgestrekte scheme rige zolder, waar hij in 1951 werd terug gevonden'. En moge van de jaloerse pu blieke diensthoofden de verzoeking van Varekamp worden weggenomen door bouw en inrichting van goede archiefbewaarplaatsen in hun eigen gebouwen, waar de archieven van hun beheerseenheden een plaats kunnen vinden tot het tijdstip van overbrenging naar een openbare archiefbewaarplaats gekomen is en mogen uitbreiding van gebouwen en personeel der rijks- en gemeentearchieven die overbrenging dan ook werkelijk mogelijk maken. De aandacht der archivisten worde gevestigd op: Het nummer van Overheidsdocumentatie van november 1964 (18e jrg. nr. 11), waarin een artikel van J. D. van Rikxoort over de totstandkoming van de eerste vernietigingslijst' voor de provinciale archieven, die werd vastgesteld bij brief van de minister van Binnenlandse Zaken van 31 december 1896. Herinnerd wordt aan de reeds in 1869 vastgestelde lijst voor de algemene rekenkamer, die in 1884 voor de eerste maal werd gewijzigd. Het nieuwe was, dat in 1896 een collectieve lijst voor meer instanties werd gemaakt. De algemene rijksarchivaris jhr. mr. Th. H. F. van Riemsdijk stelde de lijst op met hulp van de commies ter provinciale griffie van Zuid-Holland L. C. G. Verhulst aan de hand van de door gedeputeerde staten ingezonden adviezen, zulks in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken, onder wie toen het algemeen rijksarchief ressorteerde. Na een kleine herziening in 1905, werd de lijst gewijzigd vastgesteld in 1910, 1928, 1944 en 1952. Voor ons van belang is ook de beschouwing van L. Lode over Archieven, archiefruimte en microfilm, waarbij de auteur ervan uitgaat, dat het in het archiefstuk vastgelegde gegeven belangrijker is dan het papier waarop het is geschreven of getypt en dat microfilmen veel goedkoper is dan archiefbewaar plaatsen bouwen. De bijdrage van dr. W. J. van Hoboken in Het Parool van 22 januari 1965, waarin hij stelling nam tegen een redactionele beschouwing van 15 januari over staatsgeheimen. Tegenover het verwijt, dat geen enkele fractie bij de behandeling van de archiefwet een amendement indiende ter bekorting van de termijn van vijftig jaar, binnen welke vertrouwelijke staatsstukken in het algemeen niet open baar gemaakt worden, stelt de Amsterdamse gemeentearchivaris, dat bedoelde vijftig jaar reeds een aanmerkelijke verbetering zijn bij de archiefwet van 1918, die de overbrenging naar de archiefbewaarplaatsen niet aan een algemeen gel- [76] dende termijn bond en waarbij het dus de regering geheel vrij stond te bepalen hoe lang zij de archiefstukken aan de overbrenging en dus aan de openbaarheid wilde blijven onttrekken. Evenzeer als het staatsbelang en het belang van de lopende administratie zijn particuliere belangen gediend bij een overbrengings termijn van vijftig jaar voor notariële archieven is met het oog daarop zelfs een afzonderlijke termijn van 75 jaar vastgesteld. Tenslotte wees dr. Van Hobo ken erop, dat de te verwachten toevloed van meer dan vijftig jaar oude archief stukken door de rijks- en gemeentelijke archiefbewaarplaatsen niet zal kunnen worden opgevangen, indien de archiefgebouwen en de personeelsbezetting niet spoedig worden uitgebreid. Daarom zijn in de Tweede Kamer bij de behandeling van de begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een aantal vragen gesteld (zie Handelingen Tweede Kamer 1964/65 bijlage 7800). Sinds enige tijd groeit de verzameling brieven van mr. S. Muller Fz., die op het gemeentearchief te Utrecht wordt bijeengebracht. Langs deze weg moge een be roep worden gedaan op alle collega's, die in staat zijn deze collectie te verrijken, zich in verbinding te willen stellen met mr. J. W. C. van Campen, p/a Gemeente archief, Drift 27 te Utrecht. Personalia Op 29 april 1.1. heeft het Hare Majesteit de Koningin behaagd te benoemen tot officier in de Orde van Oranje Nassau dr. M. P. van B u y t e n e n en tot rid ders in dezelfde Orde mr. T. J. NaudintenCateenJ. Don. Drs. Th. E. J ensma (I) is met ingang van 1 november 1964 benoemd tot chartermeester bij de gemeentelijke archiefdienst van Amsterdam. Rectificatie In tegenstelling tot een vroeger bericht is mevr. drs. E. P o 1 a k-d e B o o y met ingang van 1 december 1964 vast aangesteld als chartermeester bij het Algemeen Rijksarchief, met standplaats Utrecht. Haar adres luidt Drift 27 te Utrecht. [77]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 42