chiefstuk of iets anders weergeven. Nu de samenstellers zo ver meenden te kun nen en moeten gaan, ware het te wensen geweest, dat ze ook elders gebruikelijke begrippen als zorg en beheer, die in archiefkringen tot discussie aanleiding heb ben gegeven, en dus door buitenlanders in onze vakliteratuur kunnen worden aangetroffen,2 hadden opgenomen en gedefinieerd. Telt onze archiefterminologie vijf afdelingen, het lexicon heeft er zes, doordat een aantal termen betreffende het beheer, die ook in de archiefterminologie onder dat hoofd voorkomen (openbaarheid, toegankelijkheid), en andere als overbren gingstermijn (overbrenging zelf staat evenals bij ons in de afdeling beheer), on derzoek, aanvraagbriefje, re?u, verwijsblad (ten onzent onder de ingangen en hulpmiddelen geplaatst) en foliëring samen met het boven aangeduide vocabula rium betreffende de reproductietechniek van afschrift tot leesapparaat in een eigen afdeling zijn opgenomen. Daar vinden we ook de leeszaal, die we liever studiezaal zouden noemen, hetgeen trouwens aansluit bij de Engelse, Spaanse en Italiaanse benaming. Uitlening, toch zeker een der vormen van 'utilisation des archives', wordt als ten onzent onder het beheer gebracht, evenals het bij ons niet opgenomen beschikbaarstelling. Conservation des archives omvat enige termen, die bij ons een plaats vonden in de afdeling beheer van archieven: bewaring en archiefbewaarplaats, welke laatste gedetailleerd wordt tot de inrichting met planken en rekken toe, en verder defini ties op het vlak der materiële verzorging van archieven. Bij de behandeling der archiefstukken naar hun inhoud is het lexicon veel uit voeriger dan de Nederlandse archiefterminologie, 34 tegen 8 nummers. Deze vergelijking zegt echter minder dan men op het eerste gezicht menen zou, daar onder die 34 o.a. het cartularium voorkomt, dat bij ons onder ontwikkelings stadium is opgenomen. Het diplomatiek karakter der stukken omvat meer dan de redactionele vorm bij ons en definieert ook keizersoorkonden, bullen en breven, waarvan de strikte definitie behoort tot een andere tak van wetenschap. Onder nr. 80 wordt missive omschreven als: écrit officiel ou privé pour faire connaitre une nouvelle, hetgeen dus veel ruimer is dan ons tot ambtelijke brief beperkt begrip. Zo zullen er nog wel meer grotere of kleinere verschilpunten tussen het Lexicon of archive terminology en de Nederlandse archiefterminologie te vinden zijn. Een handdoek als het onderhavige zal men bezwaarlijk tot de opwindende litera tuur kunnen rekenen, schreef een recensent van laatstgenoemd werk.3 Dat ben ik t.a.v. het nu verschenen lexicon geheel met hem eens. Evenzeer stem ik met hem in, dat ook dit werk instructief is door de bondige wijze waarop het bepaalde gedachten en inzichten formuleert en dat de samenstellers een eresaluut verdienen voor het werk, dat zij tot stand hebben gebracht. Het zal ongetwijfeld de inter nationale verstandhouding in de archiefwereld ten goede komen. J. H. van den Hoek Ostende 2 The American Archivist 1964, blz. 529, n.a.v. Ned. Archievenblad 1963, blz. 118- 122. 3 Dr. A. J. van de Ven in Ned. Archievenblad 1962, blz. 229. [54] F. H. C. Weytens, Inventaris van het archief van het Huis Sparrendaal te Driebergen, Rijksarchief-Utrecht, 1964 Het is bijzonder verheugend, dat in hetzelfde jaar, waarin op 8 mei het uit 1754 daterende huis Sparrendaal als gemeentehuis van Driebergen-Rijsenburg in ge bruik werd genomen, deze inventaris kon verschijnen. Uit de inleiding en de aan het eind ter verduidelijking van de samenhang der beschreven stukken toege voegde genealogische aantekeningen leert de gebruiker de families kennen, die achtereenvolgens Sparrendaal bezaten of bewoonden: Van Berck, Veerman de Senserff, Van den Bergh, Van Oosthuyse, Van Rijckevorsel, Van Vollenhoven. Precies een eeuw, van 1854 tot 1954, behoorde Sparrendaal aan het aartsbisdom Utrecht. Aartsbisschop mgr. Joannes Zwijsen, die tevens bisschop van 's-Her- togenbosch was en op huize Gerra te Haaren (N.B.) woonde, gebruikte Sparren daal als Utrechtse residentie en liet op het naastgelegen terrein het grootseminarie Rijsenburg bouwen, Sedert 1 867 werd het landhuis verhuurd. Nadat de gemeente Driebergen-Rijsenburg Sparrendaal in 1954 kocht, werd dit historische huis met veel kunde en gevoel voor sfeer door de architect ir. J. B. baron van Asbeck ge restaureerd en voor zijn nieuwe bestemming geschikt gemaakt. Petrus Judocus van Oosthuyse (1763-1818), die in 1805 Sparrendaal en in 1806 de ambachtsheerlijkheid Rijsenburg kocht, waar hij door de Haagse architect Adrianus Tollus de stijlvolle dorpskern van parochiekerk met in een wijde boog aan beide zijden van het voorplein uitzwaaiende huizenrijen deed bouwen, liet een belangrijk familiearchief na. Dat berust thans evenals het archief van de am bachtsheerlijkheid Rijsenburg bij de familie Van Rijckevorsel op huize De Wam- berg te Berlicum (N.B.). De nu door de heer Weytens beschreven stukken be treffende Sparrendaal zullen eertijds deel van het familiearchief-Van Oosthuyse hebben uitgemaakt, maar zijn daarvan later afgescheiden. Een zeker afgerond geheel kon bereikt worden, doordat een tiental in het archief op de Wamberg berustende stukken mede in deze inventaris mocht worden opgenomen. De vijftig inventarisnummers, die met uitzondering van enige kaarten uit 1594 een tijdvak bestrijken van midden zeventiende tot begin negentiende eeuw, be vatten merendeels transportakten en kaarten van Spar en Dal en de belendende hofsteden de Woert, de Velderskamp, de Kraay, den Heuvel en den Tempel. De in het Bulletin van de Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, 1964, kolom 108 en plaat XXV, afb. 1, als archief Sparrendaal, nr. 382, aangeduide kaart van het terrein, waarop in 1754 Sper en Dal zou worden gebouwd, is nu nr. 20 gewor den. De keurig gestencilde inventaris wordt opgeluisterd door een reproductie van P. J. Lutgers, gezicht op Sparrendaal uit 1869. Naast de toegevoegde genealo gische aantekeningen was voor de gebruiker wellicht een index op persoonsna men niet te versmaden geweest. J. H. van den Hoek Ostende Wij ontvingen: C. Douxchamps-Lefevre, Inventaire des archives Stassartde Maillen. [55]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 31