Kritiek gevraagd
Provinciaal bestuur van Overijssel
Nr. 90764.
Archiefinspectie.
Onderwerp:
Noodbestnursposten in
archiefruimten.
Zwolle, 23 maart 1964.
Uit het verslag van onze inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven is ons
gebleken, dat hier en daar de neiging bestaat, de archiefbewaarplaats in het ge
meentehuis te bestemmen tot noodbestuurszetel.
Hoe zeer ook wij het belang van een dergelijke noodbestuurszetel onderschrij
ven, dit mag er niet toe leiden, dat uit archivistisch oogpunt bezien een minder
gewenste situatie zou worden gecreëerd.
Ten overvloede wellcht, vestigen wij verder nog uw aandacht op de brief van de
minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen d.d. 25 januari/17 februari
1937, nr. 871 afd. K.W. aan gedeputeerde staten der onderscheidene provinciën
betreffende uitvoering Archiefwet. Uit deze brief citeren wij: 'Er dient op te
worden geletdat de bewaarplaatsen uitsluitend worden bestemd voor de be
waring van archiefstukken'.
Wij achten het in dit verband dienstig u nog te wijzen op artikel 6 bis van het
K.B. van 6 september 1919 St. 557 (gewijzigd: 15 april 1929 St. 160 en 15 augus
tus 1936 St. 370), volgens welke bepaling de plannen betreffende inrichting van
archiefbewaarplaatsen en de wijziging daarvan zijn onderworpen aan onze goed
keuring. De archiefwet 1962, die dit jaar in werking zal treden, gaat van dezelfde
gedachte uit.
Gelet op het vorenstaande zal het u duidelijk zijn, dat een wijziging in de be
stemming van de archiefbewaarplaats, zoals die plaats vindt, wanneer deze ar
chiefbewaarplaats wordt bestemd tot noodbestuurszetel, niet voor goedkeuring
in aanmerking komt.
coll. W/R.
Gedeputeerde staten van de
provincie Overijssel,
Van Nispen tot Pannerden, voorzitter
P. van de Rovaart, griffier
Aan:
de colleges van burgemeester
en wethouders in de provincie
Overijssel.
[48]
Het is onder de vakgenoten langzamerhand wel een uitgemaakte zaak, dat nie
mand in staat is transscripties van handschriften en archivalia foutloos gedrukt
uit te geven1.
Enige collega's en in het bijzonder oud-leerlingen hebben mij al ongevraagd ver
rast met hun voorstellen voor verbetering in de transscripties achterin mijn leer
boek oud schrift (Archivistica no. 3.) Dit geeft mij aanleiding om ieder, die bij
het gebruik van het boekje iets opmerkt, dat beter anders kan of bepaald ver
keerd is, te vragen mij zijn of haar kritiek mee te delen. Met goedvinden van de
redacteur van het Nederlands Archievenblad zal ik dan het resultaat van onze
gemeenschappelijke, hoogst noodzakelijke muggenjacht in de vorm van een lijst
van aan te brengen correcties in een van de volgende afleveringen van dit blad
publiceren.
Van der Gouw
1 G. I. Lieftinck, Methodologische en paleographische opmerkingen naar aanleiding
van een hert met een wit voetje, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letter
kunde LXXII (1954), blz. 1 en volgende; in het bijzonder blz. 8 en volgende dez.
Bespreking van: Joachim Kirchner, Scriptura latina libraria a saeculo primo usque ad
finem medii aevi LXXVII imaginibus illustrata (Monachi, 1955), in: Museum 62 (1957)
p. 28 en volgende in het bijzonder: blz. 30 onderaan.
[49]