c Tenslotte vindt de selektie-vorming vaak plaats volgens het 'Korrespondenten-
prinzip' alle stukken, door een bepaalde correspondentie-partner geschreven,
worden uit de verschillende archieven gelicht en in de selektie verenigd.
Quieta non movere. Nadat de archivarissen het herkomst-beginsel algemeen aan
vaard, deed zich voor hen het probleem voor, wat met deze met zoveel moeite ge
vormde en vaak geinventariseerde 'Mischfonds' moest gebeuren. 71 van de
antwoorden, die op deze vraag aan Papritz werden toegezonden spraken zich uit
voor het door Papritz geformuleerde beginsel: 'Beibehaltung von Mischbestanden
nach dem Grundsatz: Quieta non movere', en dus tegen de opdeling dezer 'Misch
bestande' volgens het herkomstbeginsel. De volgende argumenten voor deze op
vatting werden in de antwoorden, evenals door Papritz zelf in zijn vragenlijst, naar
vorengebracht: 1 de arbeids-economie; 2 de Mischbestande zijn meestal goed of
voldoende geinventariseerd; 3 zij zijn bij het historisch onderzoek vaak gebruikt
en in de historische literatuur vaak aangehaald, met verwijzing naar de bestaande
inventarissen; 4 het zou zeer vaak niet meer mogelijk zijn de gemengde archiefbe
scheiden naar hun herkomst te scheiden.
Toch gaat het aanvaarden van de regel Quieta non movere vooral ten opzichte
van de 'Mischfonds' die volgens het pertinentie beginsel of volgens een selektie-
systeem gevormd zijn, met een zeker schuldbewustzijn gepaard.
Papritz echter wil de toepassing van dit beginsel in de genoemde gevallen van het
odium van een slechts gedulde en niet welvoegelijke uitzondering bevrijden; hij
wil, mét zijn beierse collega's, dat wordt vastgesteld, dat dit beginsel 'Quieta non
movere' voortaan als 'archivwissenschaftlich sanktioniert' wordt beschouwd.
Wel meent Papritz dat bij de beslissing over de vraag, of 'Mischfonds' behou
den mogen worden of volgens het herkomstbeginsel moeten worden opgedeeld,
de struktuur, waarin de archiefbescheiden zich aan ons vóór doen een gewichtige
en soms beslissende rol moet spelen. Verlangd moet worden dat door de ver
eniging tot een 'Mischfonds' niet onverenigbare 'struktuur-typen' met geweld te
samen zijn gevoegd. Bij sommige 'Mischfonds' is dat nauwelijks het geval, maar
slechter staat het op dit punt met de 'Mischbestande' gevormd volgens het per-
tinentie-beginsel; worden dergelijke 'Mischbestande' gehandhaafd dan zullen
toch ingrijpende verbeteringen tot vermindering van de aangebrachte schade
moeten worden aangebracht. Tegen de vorming van 'Mischbestande' op grond
van selectie is, gezien vanuit het 'Struktur-prinzip', volgens Papritz geen bezwaar
te maken in zoverre de geselecteerde archiefbescheiden in hun archief van oor
sprong zelfstandige (zij het ook kleine) 'Schriftgutkörper' hebben gevormd.
Papritz heeft de vraag gesteld, of de vorming van 'Mischfonds' nü, in onze
tijd en bij de thans geldende opvattingen, toelaatbaar is. De meningen daarover
zijn verdeeld tussen afwijzen, dulden en toestemmen.
Ons Nederlands structuur-beginsel wijst het uitdrukkelijk af, echter met de
eerder (blz. 18) genoemde beperkingen.
Papritz zelf meent op grond van zijn opvatting, van het 'Strukturprinzip', dat
dit weliswaar uiteraard op het behoud der 'Schriftgutkörper' en hun oorspronke-
lijke ordening is gericht, maar dat juist met een beroep op die struktuur ook
andere oplossingen mogelijk zijn.
Vooral pleit hij voor de vorming van 'Mischfonds' door selektie van gelijksoor
tige archiefbescheiden in bepaalde gevallen van gelijksoortigheid, die aan die be
scheiden een karakter van vergaande zelfstandigheid geven
Ik heb in het voorgaande enige kernpunten uit het rapport van Papritz weerge
geven. Omdat deze ideeën voor het forum van het Ve Internationale Archief
congres te Brussel naar voren zijn gebracht, zouden zij wel eens van vérstrek
kende betekenis kunnen worden voor de toekomstige ontwikkeling der archief
wetenschap.
Daarom is het, hoe wij overigens ook over de opvattingen van Papritz denken,
van belang dat wij ernstig kennis nemen van zijn rapport.
Maar ook om een andere reden is dat voor ons van belang. Het lijkt mij nl.
nuttig, dat wij bepaalde maatregelen, die in het verleden in ons land ten opzichte
van archieven en archiefbescheiden zijn genomen, weer eens opnieuw beoordelen
in het licht van de ideeën, die in het rapport van Papritz zijn vastgelegd.
Ook in ons land zijn opmerkenswaardige dingen gebeurd.
De archieven der voormalige schepengerechten zijn, dikwijls zeer geweldadig,
in een rechterlijk en een administratief gedeelte uiteengescheurd.
De registers van eigendomsovergangen, bijgehouden door de maires in de ge
meenten tussen 1795 en 1832 zijn in 1915 (let wel: in 1915) uit de gemeentear
chieven gelicht en overgebracht, althans ten dele, naar de Kantoren van de Hypo
theekbewaarders; vervolgens op grond van een K.B. van 1932 van de hypotheek
bewaarders en de gemeenten naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen om daar één
'Mischfonds' te vormen, gevormd volgens het 'Selektverfahren'.
De successie-memories zijn kortgeleden uit de archieven van de inspecteurs der
registratie en successie gelicht, en met achterlating van alle andere contemporaine
archiefbescheiden van deze functionarissen, naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen
overgebracht; eveneens een 'Selekt-verfahren'l.
De oude kerkelijke doop-, huwelijks- en overlijdensregisters zijn lang geleden
(in 1796, 1798 en 1810) uit de plaatselijke archieven weggehaald en overgebracht
naar de gemeentelijke archieven; op grond van de K.B.s van 1919 en 1929 zijn
zij van daar overgebracht naar de Rijksarchieven, waar zij 'Mischfondsen' vor
men, wederom gevormd volgens een, zelfs tweevoudig, 'Selekt-verfahren' en in
strijd met het herkomstbeginsel. Zij lopen zeer ver terug in het verleden, soms
tot in de 16e eeuw, maar noemt ze officieel 'retroacta' van de Burgerlijke Stand!
Fruin zelf heeft in 'De Archiefwet-1918' (2e stuk blz. 88-89) de vraag gesteld:
'ware het niet gewenst geweest deze oude kerkelijke registers, die toch van ouds
deel uitmaken van de kerkelijke archieven, en die, omdat dikwijls in diezelfde
(registers) akten van de kerkeraad of lijsten van lidmaten zijn ingeschreven, met
de kerkelijke archieven vergroeid zijn, weer met die kerkelijke archieven te ver
enigen'. 'Uit een oogpunt van archiefbeschrijving zou zulk een maatregel zeker
aanbeveling verdienen', was zijn eigen antwoord. Toch heeft men die maatregel
[31]
[30]