houden der 'Schriftgutkörper' en van hun oude ordening. Naar de mening van Papritz moet ook op dit punt géén dogma worden erkent, 'viel mehr miissen die Gründe, die für Beibehaltung der Schriftgutkörper und ihrer Ordnung sprechen, schwerer wiegen als die entgegenstehenden. Diese Gegengriinde und ihre Wirk- samheit sind bei den einzelnen Strukturtypen völlig verschieden'. Archieven die voornamelijk uit registers zijn opgebouwd ('die Ambtsbuchar- chive') zijn voor deze tegen-argumenten tegen het behoud der oorspronkelijke ordening vergaand immuun; archieven voornamelijk opgebouwd volgens een dos sier-stelsel, dus hoofdzakelijk bestaande uit zogenaamde 'zaken-dossiers' zijn daarvoor echter zeer vatbaar. Een zeer preciese kennis van de struktuur der verschillende archieven en van de daaruit volgende verschillende waarde der argumenten vóór of tegen het be houd der oorspronkelijke orde behoren volgens Papritz aan de beslissingen van de archivaris een vaste basis te verschaffen om deze uit de sfeer van de improvi satie en van het toeval te heffen. In de praktijk vinden in ieder geval onder invloed van die tegen-argumenten een hele rij van afwijkingen van het herkomstbeginsel plaats, vooral ook bij archie ven gevormd volgens dossiers-stelsels, bijvoorbeeld: de vorming van wat de Duit sers noemen 'Mischfonds' of 'Mischbestande', d.w.z. reeds bij de administra tieve instanties of pas in de archiefbewaarplaats kunstmatig gevormde archieven, samengesteld uit archiefbescheiden van verschillende herkomst, in het bizonder de samenvoeging van archieven en gedeelten van archieven van een bepaalde tak van dienst uit een bepaald district tot een kunstmatig geheel; het lichten van be paalde selekties uit het structurele verband van een archief; de samenstelling van zogenaamde genormaliseerde schema's van indeling van reeds gevormde archie ven, afkomstig van bestuursinstellingen met gelijke bevoegdheden, enz. Alléén de struktuur van deze archieven beslist volgens Papritz, of deze afwijkin gen van het beginsel van herkomst toelaatbaar zijn of niet, en, in verbinding met andere argumenten, wanneer zulk een afwijking van het herkomstbeginsel gewenst of noodzakelijk is en wanneer zij afgewezen behoort te worden. Daardoor wordt aan de primaire strekking van het structuurbeginsel, die is: die Schriftgutkörper' en hun oorspronkelijke ordening te behouden, niets gewijzigd, meent Papritz. De volstrekte consequentie, die door de Nederlanders in dit opzicht volgens Papritz wordt geëist, zou volgens hem zéér goed als een uitdrukking, en een ge volg van de in ons land overheersende struktuur-typen verklaard kunnen worden; deze in ons land overheersende struktuur-typen zouden dan zijn de volgens series (van resolutiën, brieven, protocollen, rekeningen, acquitten enz.), opgebouwde en geordende archieven. Papritz veronderstelt op grond van deze overweging, dat het verschil in opvatting op dit punt tussen de Nederlanders en hem slechts schijnbaar is, omdat de struktuur-typen, die de Nederlandse opvatting bepaalden, slechts een déél van de werkelijk bestaande 'Typen-skala' zou zijn. Op dit laatste punt vergist Papritz zich naar mijn mening beslist; de Typen- skala', die in de 'Nederlandse Terminologie' onder de paragraaf 'Stelsels van ordening' voorkomt, geeft althans een omschrijving van een groter aantal struk- tuurvormen dan Papritz zelf in zijn rapport opnoemt en omschrijft in de para graaf Die Struktur als Ordnungs-grundlage', de daarin door Papritz genoemde Struktur-typen worden bovendien alle gedekt door de stelsels van ordening, welke de 'Nederlandse archiefterminologie' omschrijft. Ook is het m.i. onjuist, de zaak zó voor te stellen, of wij Nederlanders op grond van ons struktuurbeginsel de consequentie doorvoering van het behoud of her stel der oorspronkelijke ordening dwingend onder alle omstandigheden eisen, en het beginsel als een dogma willen laten gelden; deze voorstelling van zaken geeft Papritz, wanneer hij schrijft: 'auch in diesem Punkte kann kein Dogma anerkannt werden'. In de toelichting op het nederlandse 'struktuurbeginsel' wordt terstond en na drukkelijk naar het restauratie-beginsel verwezen, dat verbeteringen in de oude ordening toelaat in overeenstemming met de leidende gedachten welke aan die orde ten grondslag ligt. Ook reeds Muller, Feith en Fruin gaven uitdrukkelijk deze bevoegdheid aan de archivaris, maar toch ontstond ook in hun tijd, vooral in het buitenland, het sprookje, dat zij de regel, die herstel van de oorspronkelijke orde voorschrijft, als een dogma beschouwden. Deze sprookjes-vorming dreigt zich rondom ons 'structuur-beginsel' te herhalen, en daarom is het goed daartegen uit drukkelijk te protesteren. Overigens kan men het met Papritz m.i. eens zijn, dat men moet proberen voor de toelaatbaarheid van afwijkingen van het structuurbeginsel en van het her komstbeginsel zo mogelijk internationaal duidelijke regels vast te stellen. Wanneer men stelt, dat verbeteringen van de oude oorspronkelijke ordening, in overeenstemming met de leidende gedachte, welke daaraan ten grondslag ligt, gewenst is, dan ligt het voor de hand, zegt Papritz terecht, te vragen: hoe moet dit gebeuren? Men kan in de verbetering van de oude orde slechts dan slagen, wanneer men het archief en de funkties van zijn onderdelen precies kent. Juist hij die vermijden wil, dat op een archief bij de herordening een aan het archief vreemde systematiek wordt toegepast, moet grondig bestuderen, welke eventuele maatregelen aan de historisch bepaalde eigen structuur van het archief niet vreemd zijn en dus wel passend zouden kunnen zijn. Door deze studie zou men tot vaste regels kunnen komen; maar slechts door deze regels alléén voor bepaalde, nauwkeurig geïdentificeerde en omschreven struktuur-typen (of groepen van typen) te laten gelden is volgens Papritz op dit gebied een wezenlijke vooruitgang te bereiken en een internationale discussie mogelijk eerst daardoor zou men tot regels met internationale geldings-kracht kunnen geraken. Samenvattend legt Papritz in enige regels vast, in hoeverre naar zijn mening 'de structuur van een archief de ordening daarvan en ook andere archivistische maatregelen moet beïnvloeden. Zij luiden: 1 Die Struktur bestimmt den Schriftgutkörper als Einheit. In Fallen der Inkon- gruenz zwischen Schriftgutkörper und Fonds gibt den Körper den Ausschlag. [25] [24]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 16