In zijn betoog over de doorslaggevende betekenis die zijns inziens aan die
Struktur des Schriftgutes' moet worden toegekend bij de beslissin over de vraag
wat als een 'Schriftgutköpper' en wat als een archief ('Fonds te beschouwen is,
brengt Papritz de vroegere nederlandse stelling: Een archief is een organisch ge
heel' ter sprake. Hij zegt: 'Fonds, die ein 'organisches Ganze' bilden, wie es die
früherem hollandische Definition forderte, finden sich sehr selten'. En hij ver
onderstelt, dat wij nederlanders tengevolge van dit feit er toe gekomen zijn de
term 'organisch geheel' niet meer te gebruiken en een archief niet meer te om
schrijven als 'een organisch geheel, een levend organisme, dat volgens vaste regels
groeit, zicht vormt en vervormt'.
Door het verwerpen van deze termen 'organisme' en organisch' zouden wij,
Nederlanders, nu in ieder geval duidelijk willen vast stellen 'dass das Schriftgut
einer Provenienz-stelle nicht notwendigerweise ein Organon sein müsse'.
Hij knoopt hier verder een pleidooi aan vast om de uitdrukking organisches
Wachstum' te behouden ter aanduiding van 'das Schriftgut' van een bestuursin
stelling' das seiner Bestimmung nach zu sammen gekommen istHoewel dit.
'Schriftgut' niet persé een organisme hoeft te zijn en zelfs uit een hoop ongeor
dende papieren kan bestaan, moet men volgens hem de term 'organisch' met op
het resultaat van deze opeenhoping van papieren betrekken, maar op het feit
der opeenhoping zelf op de wijze waarop deze papieren ontstaan; en dit ontstaans
proces kan men volgens Papritz gerust als een organisch proces en het resultaat
als een 'organisches Wachtstum' beschouwen. 'Ob daraus ein Organon, ein
Schriftgutkörper, geworden ist, hangt davon ab, ob das Schriftgut eine entspre-
chende Formung oder Organisation erhalten hat
Aan Papritz was blijkbaar ontgaan dat wij de stelling 'Een archief is een orga
nisch geheel' hebben laten vallen omdat deze al te biologische beeldspraak aan
leiding tot veel misverstand was geworden. De auteurs van de handleiding wilden
daarmee aangeven dat een archief is: één geheel, systematisch tot een bepaald
doel samengesteld uit verschillende onderdelen, die weer ieder op zich door hun
eigen bouw een samenhang met de andere onderdelen van het geheel voor een
bepaald verrichting dienen'. (Ned. Arch. BI. 1957/58 blz 32-34).
Een foutieve interpretatie van de stelling meende daaruit te mogen afleiden,
dat bouw en ordening van een archief noodzakelijk behoren overeen te stemmen
met de organisatie van het bestuur of de bestuursinstelling, waarvan het afkom
stig is, men noemde deze opvatting: het 'organisch beginsel
Het was wenselijk aan deze verwarring en deze misverstanden een einde te
maken. Van Hoboken wees er bovendien op dat 'heel deze mystieke paragraaf,
heel deze zwaarwichtige terminologie van organisme' en 'organisch gehéél ten
slotte niets anders is dan beeldspraak, en in dit verband bovendien nog een on
zuivere en valse beeldspraak, omdat een archief niet groeit uit zichzelf, maar
alleen ten gevolge van het groeiproces van de administratie, waarvan het afkom
stig is. In het spoor van Toynbee, die biologische analogieën op het gebied der
bèschavingsgeschiedenis onbruikbaar achte, en van Steinmetz, die reeds eerder
de eis had gesteld, dat alle beeldspraak voorzover enigszins mogelijk uit de weten-
schap moest worden gebannen, concludeerde Van Hoboken: 'Hoeveel te meer
moet deze eis dan niet gelden voor definities, welker waarde immers staat of valt
met hun exactheid en waarin beeldspraak dus altijd uit den boze is'. (Ned. Arch.
1957-58, blz. 125-126).
Op al deze gronden is dus de term 'organisch geheel' uit onze nederlandse ter
minologie verdwenen. Deze gronden zijn blijkbaar aan Papritz onbekend ge
bleven en daarom heeft Hardenberg ze bij de behandeling van het rapport van
Papritz tijdens het congres te Brussel nog eens duidelijk uiteengezet; hij heeft
daarmee Papritz en het verdere gehoor van de juistheid onzer argumenten over
tuigd; dat was althans mijn persoonlijke indruk. Of nu echter de termen 'orga
nisch geheel' en 'organisches Wachttum' ook uit de internationale archieflitera
tuur zullen verdwijnen, is een andere vraag.
Tenslotte behandelt Papritz bij het herkomstbeginsel nog in het kort de vraag
wat nu precies met herkomst, 'Provenienz', 'provenance' wordt bedoeld. Volgens
hem blijkt uit de antwoorden dat er twee opvattingen bestaan.
Volgens de ene geldt als maatstaf voor de herkomst 'de Ablieferungsstelle', dus
de bestuursinstelling, die het archief aan de archiefbewaarplaats heeft overge
dragen. Deze bestuursinstelling kan identiek zijn met de instelling, waarbij het
archief ontstond, zij kan ook haar opvolger zijn, die om een of andere reden de
archiefbescheiden heeft overgenomen en tijdelijk beheerde. Voor het archief is
dan dit laatste toebehoren, de laatste indeling en vormgeving beslissend.
Onverenigbaar met deze opvatting staat hier een andere tegenover, die uitslui
tend voor de herkomst van een archief die bestuursinstelling maatgevend acht,
waarbij het archief is ontstaan. Wanneer deze laatste opvatting juist is, zou men
meent Papritz, de uitdrukking 'herkomst ('Provenienz, provenance'), die een an
dere uitleg toelaat, moeten vervangen door het woord 'oorsprong' ('origine'), dat
voor geen misverstand vatbaar zou zijn.
Bij de algemene instemming, die het herkomstbeginsel in de antwoorden op de
vragenlijst heeft ontvangen heeft men zich voor géén der beide genoemde opvat
tingen uitgesproken omdat dit niet werd gevraagd.
Volgens Papritz is het voor een aanhanger van het Struktuur-beginsel, zoals hij
zelf is, niet aan twijfel onderhevig dat met herkomst is bedoeld, de bestuursinstel
ling waarbij het archief ontstond. En deze opvatting schijnt volgens hem zo alge
meen of althans overheersend te zijn, dat men ze als grondslag voor een interna
tionale discussie kan beschouwen.
In deze zin zou men volgens hem onderscheid moeten maken tussen de 'Pro
venienz-stelle', dat zou dus zijn de bestuursinstelling, waarbij het archief ont
stond, en de 'Ablieferungsstelle', dat is de bestuursinstelling, die het archief op
zeker ogenblik overdroeg aan de archiefbewaarplaats.
Naar mijn mening wordt met de term 'herkomst' (Provenienz, provenance) in de
definitie van het herkomstbeginsel helemaal géén bestuursinstelling bedoeld, nóch
'de Provenienzstelle', nóch 'de Ablieferungs-stelle' van Papritz, maar zeer duide
lijk het archief ('der Fonds') zelf, waaruit de archiefstukken afkomstig zijn die de
archivaris ordenen moet en die hij daarbij behoort terug te brengen op hun plaats
[21]
[20]