'Es wird', zo betoogt Papritz, 'eine Kongruenz Zwischen Fonds und Schrift- gutkörper vorausgezetzt oder gefordert' (blz. 11). Verondersteld of geeist wordt dus dat het geheel der archiefbescheiden, dat een bepaalde instantie aan een archiefbewaarplaats overdraagt of in het verleden heeft overgedragen (door de Duitsers wordt deze instantie die 'Provenienz-stelle' genoemd), dat dit gehéél van archiefbescheiden volkomen congruent is aan het eigen archief van deze instantie, dat dit geheel der archiefbescheiden volkomen gelijk is aan en overeenkomt met het archief dat deze instantie als schriftelijke neerslag van zijn werkzaamheden vormde. Maar deze congruentie is intussen volstrekt geen vaste regel, zij wordt bij lange na niet altijd aangetroffen. De incongruentie treedt meer of minder vaak bij alle struktuurtypen op. 'Den Fonds, der als Einheit durch die gleiche Provenienz ausgewiesen ist, tritt der Schriftgutkörper, dessen Einheit auf der Struktur be- ruht, gegenüber'. Dus tegenover het archief (der Fonds) dat zich als een eenheid als één geheel, als een 'entité juridique' voordoet door dezelfde, door gelijke herkomst, door gelijke 'Ablieferungsstelle', staat der 'Schriftgutkörper' d.i. het geheel der archiefbescheiden, dat door de struktuur, welke daaraan tijdens zijn wording is gegeven een éénheid, een technische éénheid vormt. Op het verschil tussen het structuurbeginsel van Papritz en dat van ons Nederlanders komen wij later terug. De ideale congruentie is gegeven wanneer een 'Schriftgutkörper' in deze juist omschreven zin geheel gelijk is aan het archief 'einer einzigen Provenienz' aan het archief van én en dezelfde herkomst. Vaak echter zijn bij één 'Provenienz- stelle' verschillende 'Schriftgutkörper' ontstaan, naast elkaar of na elkaar. Die 'Schriftgutkörper' kunnen een gelijke of verschillende struktuur vertonen. De ideale congruentie bestaat dan niet meer, maar toch kan nog een overeenstem ming, een congruentie tot stand komen, wanneer de som van de 'Schriftgutkör per' zich dekt met de grenzen van de 'herkomst'. Een ontwijfelbare incongruentie treedt op, wanneer één 'Schriftgutkörper' voor twee of meer 'Provenienz-stellen' na elkaar of tegelijkertijd dient of heeft ge diend. Als voorbeelden van één 'Schriftgutkörper', dat twee of meer 'Proven ienz-stellen' tegelijkertijd diende, noemt Papritz dat van sommige vorstelijke kan selarijen in Duitsland in de 16e eeuw, die de administratie verzorgden van ver schillende ambtelijke instellingen tegelijkertijd, welke zich uit de 'fürstliche Rat' hadden ontwikkeld en die reeds lang zelfstandig, waren geworden; ook noemt hij daarbij als voorbeeld, hoe drie nederlanse gemeenten uit ekonomische over wegingen één gemeenschappelijke bureau inrichten dat uit de schriftelijke admi nistratieve bescheiden van de drie verschillende besturen één geheel, 'einen ein zigen Körper', vormt. Nog vaker treedt de incongruentie tussen archief ('Fonds') en 'Schriftgutkörper' op, wanneer een 'Schriftgutkörper' voor twee of meer bestuursinstellingen ('Pro venienz-stellen') na elkaar heeft gediend. B.V. een serie ambtelijke registers wordt door één bestuursinstelling begonnen, maar zij wordt door een andere instelling, met niet zelden belangrijk gewijzigde bevoegdheden voortgezet. Terwijl hier van [18] één gemeenschappelijke herkomst in de zin der bekende definities van wat een archief (een Fonds) is, niet kan worden gesproken, valt toch aan de technische, strukturele eenheid van het 'Schriftgutkörper' niet te twijfelen. Niet minder vaak komt het voor, vooral bij archieven gevormd volgens echte dossierstelsels ('zaken-dossiers'), dat één 'bepaald Schriftgutkörper' voor twéé el kaar opvolgende bestuursinstellingen slechts gedurende een bepaalde tijdruimte diende, omdat de jongste, de tweede instelling zijn archiefbescheiden op zeker ogenblik volgens een essentieel andere wijze ging ordenen en dus 'ein neuer Schriltgutkörper vormde, het Schriftgutkörper', geordend volgens het opgege ven stelsel van ordening dat schrijlings over de grens van de beide 'Provenienz- stellen zit, komt dus qua herkomst overéén met twee halve archieven ('Fondsen'). Deze vaak voorkomende incongruentie tussen archief en 'Schriftgutkörper' in de zin van Papritz levert vele moeilijkheden op wanneer men de archieven in de archiefbewaarplaats volgens een door de historische ontwikkeling bepaalde syste matiek wil plaatsen en in een overzicht van de inhoud van de bewaarplaats wil omschrijven. Wanneer men een dergelijk systematisch plan voor de plaatsing der archieven heeft opgemaakt op grond van de geschiedenis der bestuursinstellin gen, dan zal blijken dat bepaalde archieven in dat plan niet passen, juist omdat zij dikwijls niet 'das Schriftgut einer Provenienz' zijn, maar het product van verschillende bestuursinstellingen, en zich vaak slechts verschuilen achter de naam van één dezer instellingen, gewoonlijk de laatste waarvoor zij hebben ge diend. 'Die einfachste Lösiing ware den Bestandeplan nicht auf die historisch feststell- baren Provenienzstellen, sondern auf die Schriftgutkörper zu begründen' (blz. 16). Dit kan in een betrekkelijk kleine archiefbewaarplaats b.v. van een gemeente maar in bewaarplaatsen, waarin vele archieven van een groot gebied zijn samen gebracht, zou dan een dergelijk systematisch plan van indeling ('Bestandeplan') eerst na voltooiing van de ordening en inventarisatie van alle archieven, dus veel te laat opgemaakt kunnen worden. De archivaris moet dus maar proberen de 'Schriftgutkörper' zo goed mogelijk in het systematisch plan in te passen. Incongruenties moeten door verwijzigingen worden overbrugd. Het kan voorkomen dat bij enige bestuursinstellingen ('Pro venienz-stellen'), die in het systematisch overzicht genoemd worden, in feite in het geheel géén archiefbescheiden zijn geplaatst, omdat deze in een andere archief zijn opgenomen. 'So müsste fur jede der oben als Beispiel genannten 3 holliindischen Gemeinden, die einen gemeinsamen Schriftgutkörper gebildet haben, im Bestandeplan eine Position vorgesehen werden; aber von zweien wird durch Verweis anzuzeigen sein, dass das Schriftgut bei der dritten liegt (blz. 17). Ongetwijfeld beslist daardoor der 'Schriftgutkörper' in laatste instantie, wat in ieder afzonderlijk geval aan een archief ('Fonds') wordt toegewezen, wat als één archief wordt beschouwd. 'Der Schriftgutkörper', waarvan de eenheid door zijn struktuur gebleken is, is de onveranderlijke grondslag. Het systematisch overzicht en Bestandeplan' met zijn 'ideale' archieven, moet wanneer de omschreven con- grinenties optreden, de uitzonderingen dulden. [19]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 13