A fscheid mr. J. W. C. van Campen
De gemeente-archivaris van Utrecht, mr. J. W. C. van Campen, heeft op 28 augus
tus 1964 afscheid genomen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Op een bijeenkomst in de raadszaal deed burgemeester De Ranitz de scheidende
functionaris mededeling van zijn benoeming tot officier in de orde van Oranje-
Nassau, waarna hij hem deze onderheiding op de borst speldde.
De bijeenkomst in de raadszaal, voorafgaande aan de afscheidsreceptie, werd
een warme hulde aan persoon en werk van de heer Van Campen. De burgemees
ter herinnerde eraan dat de scheidende functionaris gedurende 35 jaar als ge
meente-archivaris werkzaam is geweest. Hij heeft dit werk, zo belangrijk voor een
oude stad als Utrecht, kundig en met liefde verricht. Mr. Van Campen beperkte
zich niet alleen tot zijn directe wekrzaamheden; hij publiceerde veel en gaf voor
lichting over de geschiedenis van de stad. Ook stond hij tal van studenten bij in
de voorbereiding van hun dissertatie.
Men zou kunnen denken, dat Utrecht, waar problemen als Hoog-Catharijne,
stadsuitbreiding en verkeersvraagstukken een grote rol spelen, geen oog heeft voor
de historie. De werkelijkheid is anders. Juist in Utrecht wordt alles gedaan om
het oude stadsschoon te bewaren en bij deze arbeid heeft ook mr. Van Campen
meermalen zijn advies gegeven. Het verheugde de burgemeester dat rijks- en ge
meente-archief straks aan de Alexander Numankade een betere behuizing zullen
vinden.
Namens alle bezoekers van het archief in de loop der jaren was vervolgens het
woord aan mr. dr. L. de Gou, burgemeester van Venlo en lid van de Eerste Ka
mer. Hij bracht hulde aan archivaris mr. Van Campen voor de steun aan allen,
die daadwerkelijk de geschiedvorming beoefenen. Zonder zijn hulp en deskundig
advies zou er lang niet zoveel bereikt zijn. De heer De Gou overhandigde de schei
dende functionaris een enveloppe met inhoud als blijk van hulde van de archief
bezoekers.
F1121
Afscheid mej. dr. G. H. Kurtz
Op vrijdag 18 december j.l. was in de oude gravenzaal van het Haarlemse stad
huis een talrijk gezelschap bijeen om afscheid te nemen van de gemeente-archiva
ris, mejuffrouw dr. G. H. Kurtz, die wegens het bereiken van de pensioengerech
tigde leeftijd haar taak op 31 december zou neerleggen, na deze gedurende ruim
28 jaar te hebben vervuld.
Als eerste spreker nam mr. O. P. F. M. Cremers, burgemeester van Haarlem,
het woord. Herinnerend aan een woord van Heine, noemde hij ook het afscheid
nemend van iemand die men goed heeft gekend een 'alte Geschichte, die immer
neu bleibt' en ons weemoedig stemt. Spreker had vooral de laatste jaren, waarin
hij het directe toezicht op het gemeente-archief had, de gelegenheid dit te leren
kennen. Hij legde de nadruk op het feit, dat mejuffrouw Kurtz de eerste weten
schappelijk gevormde archiefambtenaar is, die bij het Haarlemse archief heeft
gewerkt, en gaf een opsomming van de vele werkzaamheden, die in de loop der
jaren door haar of onder haar toezicht zijn verricht. Zij toonde daarbij een grote
belangstelling voor de historisch-topografische atlas van de gemeente. Naast haar
dagelijkse werk vond zij de tijd om ook de geschiedenis van Haarlem grondig te
bestuderen en spreker wilde van haar vele publicaties vooral die over Kenau
Symonsdr. Hasselaer noemen en het boekje over de betekenis van de Haarlemse
straatnamen, dat binnenkort zal verschijnen. Haar lidmaatschap van de Hollandse
Maatschappij van Wetenschappen betekende destijds voor haar een zeer bijzon
dere onderscheiding, maar het hoogtepunt van de rede van de burgemeester vorm
de de mededeling, dat het H.M. de Koningin behaagd had, mejuffrouw Kurtz te
benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Nadat het gejuich hierover
verstomd was voerden nog enkele sprekers het woord.
In haar dankwoord sprak mejuffrouw Kurtz haar erkentelijkheid uit voor de
haar verleende onderscheiding en voor de vriendelijke woorden, door de verschil
lende sprekers tot haar gericht. Zij wijdde nog enkele woorden aan de taak van
een gemeente-archivaris in het algemeen en aan de verzorging van de historisch-
topografische atlas en sprak de hoop uit, het archief nog dikwijls te kunnen be
zoeken om zich, vrij van ambtelijke beslommeringen, aan eigen studie te wijden.
[113]