In 1776 verkreeg hij machtiging het cartularium van Rugge op een auctie van J. Verdussen te Antwerpen aan te kopen voor 90 gulden 17 stuivers. Helaas vertrok Van Wijn uit den Briel naar Gouda, daarbij de goede traditie volgend dat een ieder die meer is dan rechtuit, deze stad zo spoedig mogelijk dient te verlaten. Het is wel opmerkelijk, dat reeds tijdens de eerste officiële zitting van het nieuwe gemeentebestuur op 18 juni 1814 voorstellen worden gedaan inzake de vernielde stadsarchieven. Gebleken was namelijk dat vooral ten tijde van maire W. P. de Roo van Alder- werelt vele van de stads- en secretariearchieven verkocht of vernield waren ge worden. Het zou geruime tijd duren, om precies te zijn een en veertig jaar, eer de re constructie van deze 'chaos' tot stand kwam. De eer komt toe aan mr. M. de Rouville, gewezen secretaris, thans burgemeester. Hij geeft een beschrijving van de brieven, charters en papieren, vroeger aan wezig in de kast der vroegere weeskamer of momboirkast, zoals deze destijds volgens de resoluties in 1772 door van Wijn waren geordend. Het verhaal gaat, dat deze burgemeester de zegen God's heeft afgesmeekt over deze kostbare maar zo slecht opgeborgen paperassen, eens door een hoogleraar aangeduid als 'de vrij brieven van ons roemrijk nationaal bestaan!' In 1871 werd ds. H. de Jager door het gemeentebestuur uitgenodigd, om eens in de oude papieren te snorren of er iets te ontdekken viel over de wijze, waarop men in 1772 het tweehonderdjarig feest van de inneming van den Briel door de Watergeuzen had gevierd. In feite leidde dit onderzoek tot de instelling van het eerste officiële brielse ar- chivariaat. De Jager heeft bijzonder hard in het archief gewerkt. Het moet een scherpzinnige intelligente werker zijn geweest. Eerlijk gezegd verbaast het mij hoe hij naast zijn uitvoerige studies in het brielse archief nog tijd heeft gehad om het pastoraat (hij was Ned. Herv. predikant te Brielle, weliswaar vrijzinnig) naar een ieders bevre diging te vervullen. De Jager leeft in een tijd, dat Brielle nog een echt provinciestadje was. Een hele kleine gemeente (het heeft nu ruim vijf duizend inwoners) vol coterietjes en gar nizoensschandalen Op zijn comptoir, hoog boven in het brielse stadhuis, in de wandeling 'Het ka mertje van de Jager' genoemd, kreeg hij dikwijls bezoek van een jong onderwij zertje. Hij heette Johan Been. Eentje waarvan de hogere kringen wisten te ver tellen dat hij uit de heffe des volks, je weet wel uit dat winkeltje van garen en band vlak bij de markt, afkomstig was. In 1894 volgde Johan Been de Jager op. Been was een wonderlijk mens. Hij miste het 'rationalimse' van zijn voorganger. Hij behoorde tot die romantici, die bij het zien van een 17de eeuws archiefstuk, wat het ook moge zijn, als het ware geïnspireerd wordt tot het schrijven van een verhaal. En wanneer hij bovendien het voorrecht geniet om een werkvertrek te krijgen in een 18de eeuwse secretarie, [102] waar het degenerè van de 18de eeuw in de kamers en gangen van de wanden druipt met een uitzicht op een 17de eeuwse gevangenis, dan is het niet verwon derlijk dat Been geïinspireerd werd tot het schrijven van historische verhalen. Ook als archivaris heeft Been ongetwijfeld veel werk verzet. Veel is er onder zijn leiding geklapperd. Men heeft wel eens critiek op hem. Ik zou de laatste zijn hem op het terrein der archivistiek te gaan bekapittelen. Trouwens, het moet ge zegd, Been heeft de jeugd van Nederland weten te boeien. En dat is iets, wat de hedendaagse heren archivarissen hem niet zullen nadoen. 1927 is een historisch jaar voor het brielse archief. Dan heeft namelijk plaats de grote verhuizing van de stukken naar het voormalige woonhuis van de vroegere bovenmeester, gelegen op de Wellerondom aan de voet van de toren. Uit de hierover gevoerde correspondentie tussen Johan Been en het brielse ge meentebestuur kan de conclusie worden getrokken dat de archivaris niet bijzon der ingenomen is met dit gebouwtje. Vooral is hij bevreesd voor besmetting, om dat hier jaren lang een ernstige tuberculose patient heeft moeten kuren. Hoe dan ook, het gemeentebestuur is oppermachtig en in secretariekringen is men blij, dat die oude rommel buiten de deur is. De tijd gaat door en wij leven inmiddels 37 jaar verder. Thans is ondergetekende in dit gebouw werkzaam. Een woning, waar de meningen nogal over uiteenlopen. Er zijn er die zeggen: 'Man, hoe hou je het uit'. Er komen wel eens van die rust- zoekers, heren, levend op een heel hoog industrieel niveau, die deze omgeving 'werkelijk fantastisch vinden'. Tussen deze uitgesproken meningen schommel ik en wacht maar af wat de toe komst brengen zal. Er bestaan namelijk plannen voor een nieuw depot. Wat dit laatste betreft: 'Ik ben nog steeds vol goede moed'. Overigens sta ik wel eens perplex vanwege de meest uiteenlopende waarderingen over mijn werk. Men vraagt wel eens: 'Wanneer ga je nu schrijven?' 'Ontdek je nog wel eens iets?' Hedenmorgen trof het mij weer. Iemand komt op mij af, stelt zich voor en zegt: 'Zo, dus u bent dat genie, die drie dingen doet'. Ik ben namelijk ook nog con servator van het Trompmuseum. U weet wel: vroeger had iedere grote stad een archivaris, tevens belast met het beheer over de oudheidskamer. Wat dit laatste betreft, dat is in Brielle dus ook, alleen zijn wij hier honderd jaar achter. En bij gebrek aan beter bespeel ik ook nog het carillon. Nog zo iets typisch, mij ook vanmorgen overkomen: kort voor uw aankomst ontving ik een dame in mijn werkvertrek. Bij het horen van zoveel kinderstemmen (het archief grenst aan de kleuterschool) riep zij uit: 'Moet u nu ook nog op die kinderen letten?' Dames en heren: ik ben aan het einde gekomen van mijn toespraak. De tijd dwingt ons voort te maken. Op het programma staat: bezoek aan het Tromp museum, waar de archivaris de voornaamste stukken heeft uitgestald. Achteraf dacht ik, dat het toch leuker zou zijn voor u om deze in het archief zelf te zien. In het leeszaaltje liggen wat charters, die u een indruk geven over de verre handelsbetrekkingen van Brielle in de middeleeuwen. [103]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1965 | | pagina 4