Kroniek
deningen van het Alkmaarse Lutherse archief was anders dan te Groningen blijk
baar niets bekend. Ook mr. Eijken moest uitgaan van de kerkeraad als leidend
orgaan in de gemeente. Hij is daarbij tot een veel verdere differentiatie gekomen
dan de heren Van Lennep en Schuitema Meijer, zodat o.a. de in 1824 bij de
Lutherse gemeenten in Nederland opgetreden kerkrentmeesteren er in de in
houdsopgave direct uitspringen, hoewel voor de notulen van hun vergaderingen
verwezen moest worden naar de notulen van de kerkeraad. De diaconie had te
Alkmaar en te Groningen kennelijk een zelfstandiger positie dan te Leeuwarden.
Bij de plaatsing van een deel en twee omslagen betreffende de lidmatenadmini-
stratie onder het hoofd 'De Predikant' zou ik een vraagteken willen plaatsen. Het
woord 'Predikant' op het titelblad, het vermoeden dat ds. Grottendieck de ene
naamlijst gemaakt heeft en de verstrekking van de andere door de Gemeente-
Secretarie ten behoeve van de predikant (1912) lijken mij geen doorslaggevend
argument om ze elders te plaatsen dan bij de overige stukken betreffende de zorg
voor lidmaten en doopleden, waar o.a. een door de Gemeente-Secretarie in 1920
aan de kerkeraad verstrekte lijst voorkomt. In ieder geval had van de ene groep
naar de andere verwezen moeten worden. Opmerkelijk zijn de nrs. 88 en 89:
'Blafferds' van zitplaatsen in de kerk. De Handleiding zegt op blz. 149 dat
alleen van blaffaards wordt gesproken, waar het inkomsten uit de grond geldt,
welke omschrijving in de Nederlandse archiefterminologie onder nr. 30 iets
te eng wordt geacht, omdat men oudtijds een legger van de te ontvangen vaste
inkomsten uit onroerende goederen een blaffaard noemde. Een algemene om
schrijving van de inhoud van de Alkmaarse blafferds uit 1886-1897 enl910-1926
was niet overbodig geweest, gaat het om de ontvangsten alleen of ook over de
huurders en huurderessen?
Leggen we de drie in 1963 verschenen inventarissen van archieven van Evan-
gelisch-Lutherse gemeenten- naast elkaar dan valt ons op hoeveel verschil er in
details is bij deze toch in opzet en wezen gelijke instellingen. Het doordringt ons
er eens te meer van, dat ieder archief zijn eigen karakter heeft en op zijn eigen
wijze moet worden behandeld.
J. H. van den Hoek Ostende
In handschrift kwam ook de inventaris van het archief der Evangelisch-Lutherse
Gemeente te 's-Hertogenbosch en haar filiaalkerken te Heusden en Zalt-Bommel door
drs. J. A. ten Cate gereed.
[128]
Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven 1962
Dit jaar bracht eindelijk de lang gewenste totstandkoming van de nieuwe Archief
wet, die op 15 mei in de Tweede Kamer en op 17 juli in de Eerste Kamer zonder
hoofdelijke stemming werd aangenomen. Het wachten is nu op het Archiefbesluit,
waaraan door de daartoe benoemde commissie hard wordt gewerkt. Ten aanzien
van de bouw van nieuwe archiefbewaarplaatsen valt, voorzover zulks het Rijk
betreft, niets anders te melden dan enige vordering van de plannen voor een
nieuw rijksarchief te Utrecht, dat met een gemeentelijke archiefbewaarplaats zal
worden gecombineerd.
De studiedagen voor archiefambtenaren waren gewijd aan de kerkelijke archie
ven.1 De Beneluxcommissie voor de uitgave en bewerking van gemeenschappelijk
historisch bronnenmateriaal vergaderde op 27 en 28 februari in Brussel en op
5 en 6 juli in Luxemburg. Naast de paleografische atlas, die in het Algemeen
Rijksarchief te Brussel zal worden gedrukt, zal ook een 'Corpus Vaticano-Bur-
gundicum' met pauselijke oorkonden betreffende de politiek der Bourgondische
hertogen worden uitgegeven. In 1962 werden voor het vormen van schaduw-
archieven 120.000 micro-opnamen vervaardigd. Het op microfilm brengen van
de registers van de Hollandse Leenkamer kwam gereed, waarna een begin werd
gemaakt met de ongedrukte resoluties van de Staten-Generaal.
Aan de notulen der in november 1962 gehouden twee en vijftigste bijeenkomst
van rijksarchivarissen wordt het volgende ontleend. Het aanstellen van de jonge
man, bestemd om na een verdere opleiding in het buitenland op te treden als chef
van de restauratiewerkplaats, is helaas niet door gegaan, daar men hem ten de-
partemente nog te jong achtte voor de rang van technisch hoofdassistent en hij
bovendien zijn militaire dienstplicht nog moest vervullen. Het gelukte nog niet een
andere geschikte candidaat voor deze functie te vinden. Bij de uitgebreide dis
cussie n.a.v. de mogelijkheid de archieven in te schakelen bij het onderwijs werd
o.m. de gedachte aan een speciale ambtenaar voor de educatieve dienst, zoals het
Rijksmuseum die kent, naar voren gebracht. Ook werd geopperd studiedagen aan
dit onderwerp te wijden, zoals intussen is geschied.2 Het vorig jaar door de
voorzitter toegezegde onderzoek naar de verblijfplaats der ridderschapsarchieven
in de onderscheidene provincies is door mr. J. H. de Vey Mestdagh verricht. Op
verzoek van de rijksarchivaris in Zeeland werd het aan de notulen toegevoegd.
Eruit blijkt dat slechts in 6 provincies het archief van de ridderschap op het rijks-
1 Zie Ned. Archievenblad 1962, blz. 167-210.
2 Op 22 en 23 oktober 1963, zie Ned. Archievenblad 1963, blz. 77-117.
[129]