1960 opgerichte Zuid-Afrikaanse vereniging van archivarissen tenslotte van J. H. Mienie. Deze artikelen worden voorafgegaan door een met een foto van het ar chiefgebouw in Salisbury geïllustreerd overzicht van de organisatie en ontwikke ling van de in 1935 gestichte nationale archieven van Rhodesië en Nyassaland door L. H. Gann en besloten met de tekst van de Archiefwet van 1962 en een boekbespreking, gewijd aan een rapport over Archival facilities in sub-Saharan Africa, opgesteld door T. W. Baxter, directeur van de nationale archieven van Rhodesië en Nyassaland. J. H. v.d. HO. Dl. XXXVIII (1962) van het Poolse Archeiort heeft op 396 bladzijden tekst een samenvatting in het Engels van ruim vier bladzijden. Daaraan ontlenen wij het volgende. H. Altman, het hoofd van het Poolse archiefwezen, behandelt n.a.v. de te Madrid van 28 tot 31 mei 1962 gehouden Table ronde des archives de onder linge verhouding van archieven, documentatiecentra, bibliotheken en musea.1 - H. Rappaport bespreekt de wijze van samenstelling van de inventaris van het ar chiefmateriaal betreffende de geschiedenis van de revolutie op Pools gebied in 1905-1907, welke inventaris in 4 delen verscheen in 1958-1962 en enige tien duizenden stukken omvat. A. Wielopolski ging de geschiedenis na van de ar chieven van de vorsten van Stettin. 9 reproducties van stukken van 1537 tot 1794 zijn aan dit artikel toegevoegd, waarbij twee afkomstig van koningin Elisabeth I van Engeland en een van Gustaaf Adolf van Zweden. E. Branska geeft een uiteenzetting over het archief van het Italiaanse of Romeinse departement van de laatste Poolse koning Stanislaus Augustus Poniatowski, dat kerkelijke zaken be handelde. Na de ondergang van het Poolse koninkrijk verkocht de secretaris Bac- ciarelli dit archief aan tsaar Alexander I van Rusland. Tegenwoordig berust het waarschijnlijk in een der archiefdepots van de Sovjet-Unie. F. Cieslak behan delt het archief van het Hrubieszow landbouwkundig genootschap van de Stanis laus Stazic stichting (1784-1945). Dit genootschap werd in 1816 gesticht door S. Staszic (1755-1826). Het verschafte land rond de stad Hrubieszow in de provincie Lublin aan boeren, die van lijfeigenschap bevrijd waren. F. Ramotowska vond in de 100e verjaardag van de opstand van 1863 aanleiding tot een studie over de bronnen voor de geschiedenis van dat gebeuren, die berusten in het archief te Warschau. T. Grygier schrijft over het archief van het gebied Olsztyn (het vroegere Allenstein in Oost-Pruisen). J. Majewski verzamelde in het staats archief te Posen gegevens over de sinds 1861 in dit toenmaals Pruisische gebied gestichte credietcoöperaties. B. Smolenska en T. Zielinska beginnen een opgave van particuliere archieven in het staatsarchief in Warschau, waaronder familie archieven van adellijke geslachten, wier landbezit na de tweede wereldoorlog door de Poolse staat werd geconfisceerd. H. Chroscicka wijdt aandacht aan het ar chief van de economische commissie uit de ministerraad 1945-1950. W. Kolak behandelt de jurisdicties van Krakau, die bestonden van de 15e tot het einde van 1 Zie Ned. Archievenblad 1963, blz. 4-5. [84] de 18e eeuw. Het waren nederzettingen van de adel en de geestelijkheid, die niet onderworpen waren aan bestuur en rechtspraak van de stad. K. Arlamowski richtte zijn aandacht op de Poolse gebieden, die van 1772 tot 1918 door Oosten rijk bestuurd werden. Hij beschrijft de organisatie en de werkwijze van de admini stratieve en rechterlijke instellingen en behandelt vervolgens de besturen van alle grote en kleine steden, behalve van Krakau en Lemberg (Low), die van de Oosten rijkers eigen stadsrechten hadden gekregen. Kroniek (met afb. van een charter uit 1242 van de pauselijke legaat Willem te Elbing), besprekingen, overzicht van buitenlandse archivistische literatuur en in memoriam L. Siuchninski (met por tret) besluiten deze aflevering. Dl. XXXIX (1963) telt 328 bladzijden tekst (met enkele afbeeldingen van akten en zegels en een portret van de overleden A. Rybarski). Aan de vier bladzijden Engelse samenvatting is het volgende ontleend. H. Altman behandelt een aantal in het Sovjettijdschrift voor archivarissen verschenen artikelen over moderne archie ven en de in 1961 en 1962 in Rusland over die materie uitgegeven instructies. K. Arlamowski levert een bijdrage over de archieven van een der oudste Poolse steden, Przemysl, dat in het begin van de 14e eeuw het stadsrecht van Maagden burg kreeg. A. Makowska en B. Ryszewski schrijven over het staatsarchief in Kielce, opgericht in 1923. De Russische autoriteiten stichtten aldaar een provin ciaal archief in 1869 en de meeste stukken zijn er uit de 19e en 20e eeuw, (bij dit artikel enige afbeeldingen). A. Piber geeft een overzicht van het in 1962 voor wetenschappelijk onderzoek toegankelijk gemaakte archief van de compo nist, pianist en staatsman I. J. Paderewski (1860-1941),2 die laatstelijk voorzitter was van het Poolse parlement in ballingschap en op Arlington werd begraven. B. Smolenska en T. Zielniska vervolgen hun opgave van particuliere archieven in het staatsarchief te Warschau. M. Dobijanka beschrijft en vergelijkt een aantal zegels uit Krakau en omliggende dorpen (met afb.). J. Stojanowski analyseert de in 1947 uit Goslar in West-Duitsland naar Warschau overgebrachte 311 regis ters betreffende onroerend goed en economisch leven in de stad Malbork ten zui den van Danzig, 16e-18e eeuw. L. Turek-Kwiatkowska maakte studie van het gedeelte van het archief van het Reichsgericht Wetzlar (1495-1801), dat in 1925 in het staatsarchief van Stettin werd geplaatst en na de tweede wereldoorlog aan Polen kwam. C. Hruska behandelt bronnen over industrie en handel, 1919- 1939, in het staatsarchief in Posen. M. Dragan geeft een overzicht van de on derhandelingen tussen Polen en Danzig over de archieven in de Vrije Stad 1919- 1939. De Praagse archivaris Z. Samberger, die zijn land ook vertegenwoordigt in Archivum XI, 1961, beschrijft de na-oorlogse archiefwetgeving in Tsjecho- slowakije. Ten slotte kroniek en besprekingen en als bijlage een bibliografie over Poolse archiefpublicaties 1945-1955. J. H. v.d. HO. 2 Archivum Ignacego Jana Paderewskiego werd onbegrijpelijkerwijs vertaald als: Ignacy Jozef Paderewski's Archives. [85]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1964 | | pagina 15