mentatie en administratieve organisatie der overheid (S.O.D.), onze vereniging,
als V.A.N. aangeduid, en enkele andere groeperingen. Behandeld werd een pre
advies, 'Documentatie voor informatie' door prof. dr. ir. R. M. M. Oberman te
Delft. Het ging in hoofdzaak over het gebruik of bruikbaar maken van mecha
nische systemen van documentatie. Deze onderscheiden zich van de handsystemen
o.a. doordat de indexkaarten door ponsgaten voorgestelde codeaanduidingen be
vatten. Op deze mechanisatie zal ik hier niet ingaan het zou mij trouwens ook
moeilijk vallen ik wil alleen even de aandacht vestigen op de gevolgen van
moderne methoden voor het archiefwezen en de mogelijkheden die hier liggen
de archieven sneller toegankelijk te maken.
Overigens verschillen de moeilijkheden voor het vinden van de geschiktste index
systemen bij deze mechanisatie weinig van de onze. In zoverre kunnen wij van
onze kant onze ervaring dienstbaar maken. Ook al was het onderwerp van het zo
pas genoemde congres moeilijk en de wijze van behandeling daarvan verre van
ideaal, als demonstratie van samengaan was het congres, mede door de goede
organisatie, een succes. Ruim 400 deelnemers waren aanwezig, waarvan slechts
een tiental uit onze kring. Ondanks dit kleine aantal der onzen meen ik en zo
denkt het bestuur er ook over dat wij dit contact moeten blijven onderhouden,
willen wij ook hier niet in een isolement geraken. Ik gebruik met opzet het
woordje 'ook', want het bleek mij op de studiedagen, welke aan dit congres vooraf
gingen en welke misschien mede de oorzaak waren van het geringe bezoek daar,
hoe geisoleerd wij leven, althans zo ziet een buitenstaander het.
Deze studiedagen u kunt het verslag lezen in de komende1 aflevering van het
Archievenblad waren gewijd aan de educatieve taak van de archivaris. Interes
sant was, dat de sprekers, met uitzondering van onze Franse en Belgische collega's,
de heren Baudot en Sabbe, niet tot onze kring behoorden. Wij konden daardoor
een indruk krijgen, voor zover we dit nog niet wisten, hoe men ons ziet en wat
men van ons verwacht. Alle drie memoreerden ons isolement. Mr. van Riel sprak
van isolatietendenzen bij vele archief figuren, de heer Ketelaar van verloren con
tact met tijdgenoten en drs. Ringrose zei zelfs, 'het archief leeft, zonder veel
overtuiging, zijn eigen geisoleerd leven'. Zij gaven ook lachwekkende voorbeelden
van wat het publiek van ons denkt, voorbeelden die wij zelf met vele andere kun
nen aanvullen. Dit zal ook altijd wel zo blijven: onze dienst is nu eenmaal bestemd
voor een beperkte groep. Hiermee wil ik natuurlijk niet zeggen, dat de belang
stelling niet groter kan zijn dan ze nu is. Het jaarlijks toenemend aantal bezoekers
van onze archieven is daarvan een bewijs. Overigens betwijfel ik of het woord
'educatief' helemaal dekt hetgeen men van ons wil. Ik zou althans theevisites zoals
de heer Van Riel ons wil laten arrangeren, niet als 'educatief' voor het hoge ge
zelschap durven aankondigen.
Ook wil ik nog eens met nadruk stellen, dat menigeen van ons al heel wat pres
teert op dit gebied, zij het soms ook als V.V.V. ambtenaar, en dat zij en anderen
nog meer zouden doen als hun de mogelijkheden en middelen, in de vorm van men
sen, geld en ruimte ten dienste stonden.
1 Inmiddels 'vorige' geworden.
[4]
Verscheidene tentoonstellingen b.v. kunnen daarvan getuigen, zoals te Rotter
dam, waar na de vernieuwing van de expositiezalen op 24 november de tentoon
stelling 'Rotterdam in kaart' geopend werd en op 24 december de expositie 'Rot
terdam herdenkt 1813-1863-1913'. Ook het bescheiden streekarchivariaat Zuid
west Utrecht herdacht 150 jaar koninkrijk door een tentoonstelling te Harmeien
'150 jaar Harmeien in vogelvlucht'. Men zal vaak een beroep moeten doen op de
Topografische Atlas, zoals te Haarlem, waar de directeur van het Frans Halsmu
seum en de gemeentearchivaris een tentoonstelling organiseerden 'Winters Haar
lem, 1650-1950.' Ook de opsomming van publikaties en lezingen van vakgenoten,
welke toch ook meehelpen het archiefwezen bekendheid te geven, zou ongetwijfeld
een vrij lange lijst opleveren. Wat het contact met jeugd en onderwijs betreft, kun
nen wij niet veel anders doen dan wijzen op onze mogelijkheden. De jeugd wil zelf
het initiatief nemen, heeft de heer Ketelaar gezegd en het heilig huisje van de les
rooster bij het onderwijs kunnen ook wij niet omstoten. Maar doet men een beroep
op ons, dan moeten wij naar beste vermogen helpen.
Ik ben met onze laatste bijeenkomst begonnen, laat ik nu terugkeren tot de eerste.
Op onze jaarvergadering in februari sprak de heer F. Hinrichs, hoofd van de onder
afdeling Archiefwezen en geschiedenis van het Ministerie van Onderwijs, K. en
W., over 'De Archiefwet 1962'. Het verslag hebt U in het Archievenblad kunnen
lezen. De inleiding moest helaas nog beperkt blijven tot de 'wet'; de verwachting
door de heer Hinrichs uitgesproken, dat zij nog in 1963 in werking zou kunnen
treden, is niet in vervulling gegaan, aangezien het 'Archiefbesluit' nog niet alle
molens is doorgedraaid.
De voorjaarsbijeenkomst te Breda op 6 juni was gewijd aan de bezichtiging van
stadhuis en gemeentearchief, terwijl in de namiddag een excursie werd onderno
men naar St. Catharinadal te Oosterhout, waarna wij op het stadhuis gastvrij door
de burgemeester werden ontvangen.
De vergadering van de Vereniging van Wetenschappelijke Archiefambtenaren in
Overheidsdienst werd op 2 mei te Utrecht gehouden. Na de behartiging van de
materiële belangen sprak dr. W. J. van Hoboken over 'Het besluit Post- en Archief
zaken van de gemeente Amsterdam: zijn ontstaan en zijn betekenis voor de ver
houding van Archiefdienst tot Registratuur.' Ook deze lezing is opgenomen in ons
Archievenblad.
In 1963 had ik wederom het genoegen de Table ronde internationale des Archives
te mogen bezoeken, die dit jaar in Boedapest werd gehouden. Hoe geslaagd deze
bijeenkomst ook was als internationaal trefpunt en hoe gastvrij de Hongaarse
archiefwereld ons ook ontving, voor de archivistiek was ze vrijwel waardeloos. Het
hoofdthema 'De archieven en de agrarische geschiedenis' was zo uitgebreid, dat
een beantwoording van de tevoren rondgezonden bovendien voor ons vaak duiste
re, vragen, nauwelijks mogelijk was. Wel is er ongetwijfeld veel studiemateriaal
verzameld in het door de Fransman Yves Perotin opgestelde Rapport générale,
waarvoor ik alle bewondering heb, maar het leverde geen stof op voor een discussie
over archiefproblemen. Terecht merkte een van de Italianen op, dat met het ver
schijnen van het rapport de Table ronde overbodig was geworden. Het tweede on-
[5]