te in 1959 dr. H. P. H. Camps, destijds chartermeester aan het rijksarchief in Zeeland, bij de Commissie aanhangig een voorstel tot samenstelling van een oor- kondenboek van Nederlands Limburg tot 1300, zich bereid verklarend dit werk aan te vatten indien hij het zou kunnen verrichten in zijn ambtstijd, met gedeelte lijke vrijstelling van ambtelijk werk. Ofschoon overtuigd van de wenselijkheid van de samenstelling van oorkondenboeken voor Noord-Brabant en Limburg, de enige Nederlandse provincies die nog geheel zonder een dergelijke uitgave zijn, meende de Commissie dat principiële bezwaren waren aan te voeren tegen een aparte behandeling van Noord-Brabant en van de streken, die tegenwoordig Limburg vormen, los van de territoria, waartoe zij in de Middeleeuwen behoorden. De bezwaren zouden kunnen worden ondervangen door in deze oorkondenboeken niet op te nemen de oorkonden der centrale instellingen, maar alleen die van plaat selijke en regionale instellingen, gelegen op het gebied der tegenwoordige Neder landse provinciën: kapittel- en parochiekerken, heerlijkheden, enz.3. Zij zag echter vooralsnog geen mogelijkheid het Limburgs oorkondenboek op de voorgestelde wijze ter hand te nemen. Contact werd echter gehouden met andere geïnteresseer den. 'Er zou op een of andere wijze een afzonderlijke positie voor moeten worden geschapen daar het niet mogelijk is een dergelijk omvangrijk werk op te dragen aan iemand die reeds een volledige dagtaak elders heeft'. In 1960 kreeg deze zaak een enigszins andere wending. Het Provinciaal Genootschap van Kunsten en We tenschappen in Noord-Brabant kwam met een voorstel tot samenstelling van een oorkondenboek van Noord-Brabant; het hield in de aanstelling van een boventallig ambtenaar aan het rijksarchief in die provincie, die belast zou worden met deze taak. De Commissie achtte een oorkondenboek van deze provincie, bevattende de oorkonden van de regionale en locale instellingen, die thans op Noordbrabants grondgebied liggen, eventueel aangevuld met de oorkonden der hertogen van Brabant die op het gehele grondgebied betrekking hebben, verantwoord. Het ideaal van een oorkondenboek van het gehele hertogdom achtte zij in de gegeven om standigheden nog niet te verwerkelijken; zij meende ook dat aanstelling van een ambtenaar in rijksdienst de enige manier is om het omvangrijke project te verwe- zelijken, waarbij tevens naast het weteenschappelijk toezicht ambtelijke controle is verzekerd1. T.a.v. een aanvulling van Colenbranders Gedenkstukken 1795-1840 deed onze ambtgenoot Steur een voorstel, aanwijzend verscheidene belangrijke en omvangrijke archieven waartoe prof. C. nog geen toegang had, b.v. archief der Algemene Se cretarie van Staat, het geheime archief van het ministerie van koloniën, het Fürstlich Wiedisches Archiv te Neuwied en verschillende particuliere verzamelin gen. Een beslissing was op het eind van het verslagjaar nog niet genomen. Ook ten aanzien hiervan viel in 1962 een gunstige beslissing5. Belangrijk nieuws valt te vermelden t.a.v. de Groen-uitgave. De uitzonderingspositie daarvan eheu 3 Vallen stedenprivileges hieronder niet? (Ref.). 4 Voor de afloop hiervan, zie Ned. Archievenblad 1962 p.l. 155, 242. -0 Zie Ned. Archievenblad 1962 p. 121, waar i.p.v. bladvulling worde gelezen: aan vulling. [128] memorial is in 1959 opgeheven en de uitgave is onder het normale wetenschap pelijk toezicht der Commissie gekomen. Dl I, Bescheiden (nog niet gedistribueerd, nog niet in de handel) zal worden voltooid door prof. dr. H. Smitskamp; het deel Briefwisseling II, reeds tijdens het leven van prof. Gerretson gezet, zal worden afgemaakt door mej. J. L. van Essen, hist, dra., en zal verschijnen als posthuum werk van prof. Gerretson; de bewerking van dl IV werd door prof. dr. A. Goslinga voortgezet en na diens overlijden in 1961 door mej. Van Essen. Dit deel zal ver schijnen als posthuum werk van prof. Goslinga. Aan mej. Van Essen werd op dracht verleend tot bewerking van een vijfde deel waarin, met welwillende mede werking van de Dr. A. Kuyperstichting, zullen worden opgenomen de briefwisse- ing van Groen met dr. Kuyper (reeds gedrukt voor de stichting voornoemd), jhr. de Savornin Lohman en baron Mackay( welke laatste eerst onlangs bereikbaar werd), en een supplement op dl I-IV. Zo is dan, post varios casus, deze belangrijke publikatie in veilig vaarwater gekomen. Voor het tweede supplement op de Bronnen van handel met Frankrijk werden mikrofilms ontvangen van de stukken, die prof. dr. T. S. Jansma te La Rochelle had geselecteerd; deze werden om de lectuur ervan te vergemakkelijken vergroot. Blijkens diens rapport zouden hierin ook moeten worden opgenomen het notarieel protocol van Brouage (indien toegankelijk) en 16e-eeuwse notariële akten te Bor deaux, waarvan eveneens mikrofilms zijn verkregen. Dit onderzoek is echter nog niet voltooid. In de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad is het denkbeeld opgeworpen tot uitgave van gemeenschappelijke historische bronnen voor het Beneluxgebied. Prof. dr. A. G. Jongkees bracht de Commissie rapport uit over mogelijke publi- katies van bronnen uit de Bourgondische tijd. In 1960 gaf de Commissie de minister een drietal denkbeelden in overweging omtrent bronnenuitgaven voor de gemeenschappelijke geschiedenis van het Beneluxgebied in de Bourgondische en de Habsburgse tijd. De gedachten der Commissie zijn ter kennis gebracht van de gemengde Technische Commissie voor de uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel verdrag. Naar deze samenwerking werd ook verwezen een plan tot uitgave van de juris prudentie van de Grote Raad te Mechelen, waarvan prof. mr. J. Th. de Smidt, hoewel in beginsel het meest voelend voor één uitgave die het geheel der Neder landen omvat, om praktische redenen een afzonderlijke uitgave van het op Noord- Nederland betrekking hebbende materiaal over de jaren 1470-1580 aan de Com missie voorstelde. Daar zij deze uitgave in de eerste plaats van rechtshistorische, niet van algemeen historische aard achtte, en bovendien het jammer zou vinden als de stukken verdeeld werden over een Belgische en Nederlandse publikatie, zag zij in de uitgave van deze bronnen, als behorend tot de gemeenschappelijke ge schiedenis van het Beneluxgebied, eerder een object van samenwerking tussen de Beneluxlanden. Niet tot resultaat kwam, om diverse redenen, een aantal voorstellen, gedaan aan de Commissie, waarvan wij hier geen mededeling kunnen doen en belang stellenden naar de Verslagen moeten verwijzen. [129]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1964 | | pagina 27