Artikel 21 Vervreemding: Onverminderd hetgeen ten deze is bepaald bij artikel 1518 van het Burgerlijk Wet boek, alsmede bij artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 7 oktober 1919 (St. 596) tot vaststelling van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 5 der Archiefwet 1918 (St. 378), kan vervreemding van archiefstukken, van welke aard deze mochten zijn, slechts geschieden krachtens een in ieder afzonderlijk ge val daartoe strekkend besluit van Burgemester en Wethouders, de Gemeente-ar chivaris gehoord. Artikel 22 Overbrenging: (1) Het hoofd van een beheerseenheid draagt in overleg met de Gemeente-archi varis zorg, dat de archiefstukken, welke niet meer veelvuldig behoeven te worden geraadpleegd, periodiek naar de Gemeentelijke Archiefdienst worden overge bracht. (2) Deze overbrenging zal in de regel moeten geschieden wanneer deze archief stukken ouder zijn dan 50 jaar. Artikel 23 Slotbepalingen: (1) De registratuurplannen bedoeld in artikel 11 moeten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 januari 1970, zijn vastgesteld. (2) De lijsten van voor vernietiging in aanmerking komende stukken, bedoeld in artikel 20, moeten zijn vastgesteld binnen 3 jaren na de vaststelling van de re gistratuurplannen der archieven waarop zij betrekking hebben. (3) Tot in het in het tweede lid van dit artikel bedoelde tijdstip blijven de voor schriften ten aanzien van vernietiging van stukken, vervat in het besluit van Bur gemeester en Wethouders van 1 april 1938, nr. 315 A.Z. 1938, van kracht. [58] In memoriam B. Lonsain Te Groningen overleed 23 december 1961 de heer B. Lonsain, oud-hoofdcommies bij het rijksarchief aldaar. Bertus Lonsain werd 10 juni 1870 geboren in het Drentse dorp Ruinen. In jonge jaren geplaatst bij het instructie-bataillon te Kampen, bracht hij het in het mili taire leven tot sergeant-majoor titulair dienstdoende luitenant te velde. In deze functie liet hij o.a. zijn manschappen oefenen in het aanleggen van loopgraven binnen de Zwartendijkerschans te Een. De stille hoop hier bodemvondsten te doen, was daaraan niet vreemd. Te Assen trad Lonsain in 1901 in het huwelijk met mejuffrouw Hillechien Hil- brands, die in nauwe relatie stond tot de familie Feith te Groningen. In de eerste jaren van het huwelijk werd Lonsain herhaaldelijk elders gedetacheerd in verband met onlusten en werkstakingen. Dit had tot gevolg, dat de militaire loopbaan op eigen verzoek werd besloten met eervol ontslag in 1904. Later volgden hierop be noemingen, die leidden tot de rang van reserve eerste luitenant bij het vijfde ba- taillon van de infanterie der landweer. Door bemiddeling van mr. J. A. Feith, de toenmalige rijksarchivaris in Gronin gen, werd Lonsain 1 februari 1905 als klerk in tijdelijke dienst aan diens archief verbonden. De eerste bezigheden van de nieuwe ambtenaar bestonden uit het met zapon behandelen van een tweetal door vocht zwaar aangetaste delen van het ar chief van de classis Onderdendam der hervormde kerk. Het middel heeft tamelijk goed gewerkt. Aansluitend werd een begin gemaakt met indiceren op grote schaal. Het rijksarchief beschikte tot nu toe nog niet over indices van enige betekenis. Het volgende jaar bracht de aanstelling in vaste dienst. De rijksarchivaris stelde toen met zienersblik vast, dat het nieuwe lid van zijn staf 'een in alle opzichten geschikt archiefambtenaar zal worden'. Deze voorspelling is volledig tot waarheid geworden. Lonsain beschikte over een goed verstand en over een goed geheugen. Hij had veel liefde voor zijn beroep en het verschafte hem vreugde de verbinden de schakel te mogen zijn tussen de bezoekers en de rijke inhoud van het archief depot. In de leerschool van de heer Feith heeft hij het volle profijt getrokken van diens kennis. Het eerste artikel, dat Lonsain schreef, werd opgenomen in de Groningsche Volksalmanak 1908. Sedertdien volgden de bijdragen elkaar in vaste regelmaat op. Ze werden graag gelezen en naderhand veel geraadpleegd. Negenentwintig ar tikelen schreef hij voor deze almanak, de laatste in 1959, benevens de elke tien jaar verschijnende index op de namen daarin. Ook verleende hij medewerking bij het tot stand komen van het grafschriftenboek en van het Groningse album stu- diosorum. Langzamerhand werd Lonsain ingeschakeld bij de inventarisatiearbeid en werd hem een taak toegewezen bij de splitsing van de in het register-Feith sa mengebrachte archivalia. De heer Feith overleed in januari 1913 en daarmede werd voor Lonsain een mooie en interessante levensperiode afgesloten. Het volgende jaar reeds werd hij opgeëist door de mobilisatie tot in 1916, het jaar waarin afkeuring volgde. Het [59]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1963 | | pagina 8