applaus der aanwezigen wordt onderstreept. De leden verenigen zich vervolgens aan een geanimeerde koffietafel. Om half drie opent de voorzitter de bijeenkomst met een hartelijke gelukwens aan de heer Hinrichs, die inmiddels is gearriveerd, en waagt de onderstelling, dat de konink lijke onderscheiding zojuist aan hem verleend mede te danken zal zijn aan zijn langdurige arbeid aan de nieuwe archiefwet. Hij geeft daarna het woord aan ons medelid dr. Van Hoboken, archivaris van Amsterdam, voor het uitspreken van zijn causerie, getiteld: 'Het besluit Post- en Archiefzaken van de gemeente Am sterdam: zijn ontstaan en zijn betekenis voor de verhouding van Archiefdienst tot Registratuur'. Spr. begon met een beschouwing van de verhouding tussen het archiefwezen en het registratuurwezen in ons land. Zij vormden lange tijd twee gescheiden werel den, waarin men aan weerszijden een verschillende taal sprak. Pas in de naoor logse jaren, toen het dossierstelsel bij de rijksadministraties werd ingevoerd, zijn de archivarissen zich meer met de problemen van de registratuur gaan bemoeien; de tegenstellingen kwamen tot uiting in discussies over nieuwe archiefstelsels en het streven in de archiefwereld om invloed te verkrijgen op de vorming der lopen de archieven. Vervolgens zette spr. uiteen, hoe de invoering van het dossierstelsel van de Ver. v. Ned. Gemeenten te Amsterdam is verlopen. Aanleiding was de groeiende op eenhoping van stukken ter secretarie sedert 1933, toen de archiefdienst wegens ruimtegebrek de jaarlijkse overneming van vijf jaar oude stukken moest stopzet ten, tengevolge waarvan het archiefbeheer ter secretarie dreigde vast te lopen. Zoals overal elders zocht men de fout bij het indicateurstelsel en verwachtte men verbetering van invoering van het dossierstelsel. Het initiatief ging uit van het Gem. Bureau voor Organisatie en Efficiency, dat in de bezettingstijd de invoering voorbereidde in samenwerking met het registratuurbureau van de V.N.G. De ge meentearchivaris bleef hiervan geheel onkundig en moest in 1945 onder protest het voldongen feit accepteren van de invoering van het dossierstelsel ter secreta rie en de instelling van een documentatiebureau, dat met de leiding van de regis- stratuur werd belast. Een geregeld contact tussen dit bureau en de archiefdienst ontbrak. Toen echter in 1952 een commissie van advies inzake de archiefordening van diensten en bedrijven werd ingesteld, kreeg de archivaris daarvan het voorzitter schap; in tegenstelling tot 1945 stuurde men nu aan op samenwerking. De com missie van advies bracht twee belangrijke resultaten tot stand: de instelling van een gemeentelijke cursus tot scholing van het registratuurpersoneel en het besluit post- en archiefzaken der gemeente Amsterdam. Spr. acht de term post- en ar chiefzaken ongelukkig gekozen: zij geeft voedsel aan het misverstand, dat een ar chief uitsluitend bestaat uit de inhoud van de brievenbus. De commissie heeft het K.B.K. 425 als voorbeeld genomen, maar dit op tal van punten verbeterd. De archivaris heeft zich bij de algemene invoering van het dos sierstelsel neergelegd, maar op bepaalde punten, waarbij de belangen van de ar chiefdienst betrokken waren, (definitie van archiefstukken, betekenis van de in- [50] dicateurs, vernietiging en vervreemding) zijn invloed doen gelden. Zijn positie werd bovendien versterkt, doordat hem in 1954 bij raadsbesluit het toezicht op de archieven van de gemeente-administratie, -diensten en -bedrijven werd opge dragen. Amsterdam is hierin dus voorgegaan op de weg, die de Archiefwet 1962 voor elke gemeente zou openen door artikel 26, tweede lid. De overweging, dat de invoering van het dossierstelsel bij alle beheerseenheden stond of viel met de geschiktheid van de ambtenaren, die het stelsel zouden moe ten toepassen, leidde in 1955 tot de instelling van de gemeentelijke cursus tot scholing van het registratuurpersoneel. De samenwerking tussen archiefdienst en registratuur heeft in deze cursus vorm gekregen: tussen de docenten (o.a. de heer H.H.M. Dinkgreve, hoofd van het gem. bureau voor post- en archiefzaken, en de gemeentearchivaris) bestaat eenheid van opvatting over de leerstof en de wijze waarop deze wordt gepresenteerd. Bij het vak registratuur wordt gestreefd naar breed inzicht zonder eenzijdige nadruk op één bepaald stelsel en met begrip voor de in de archiefwereld heersende beginselen en methoden. Van de Archiefwet en de Handleiding wordt datgene behandeld, wat een registrator in de praktijk nodig heeft, zonder overbodige geleerdheid. De tijdens de cursus gelegde contacten zijn voor de praktijk van grote waarde. Sedert 1955 heeft de cursus reeds meer dan 200 registratoren afgeleverd. Spr. behandelde tenslotte de belangrijkste bepalingen van het besluit post- en ar chiefzaken, dat in 1956 in werking is getreden en in 1960 is herzien1. De voorzitter bedankt de inleider voor zijn zeer instructief betoog en stelt na een korte pauze de gelegenheid open tot het stellen van vragen. Drs. Scherft vraagt naar aanleiding van art. 21, 3e lid van het behandelde besluit wat de juiste betekenis is van de gebezigde uitdrukking: 'stukken van blijvende waarde'. Houdt dit b.v. voor een beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats in, dat hij stukken en dossiers, die vernietigd hadden moeten worden, kan weigeren? Hoe is in het algemeen de ervaring van inleider met het dossierstelsel?. De inleider antwoordt dat naar zijn mening de vernietiging moet plaatsvinden bij de desbetreffende dienst vóór de overbrenging, doch dan is feitelijk de aan duiding 'dossiers van blijvende waarde' in dit verband overbodig. Zijn ervaringen met het dossierstelsel zijn, dat het goed werkt, maar dat kan een indicateur- of agendastelsel ook. Bepaalde klachten over het dossierstelsel kwamen hem nooit ter ore. Wel worden in de loop der tijden de registratuurplannen meer of minder gewijzigd. Drs. Van der Gouw vraagt inlichtingen over het vernietigen. Het maken van deze vernietigingslijsten is een heel karwei en moet door de dienst zelf gebeuren. In kleinere gemeenten is dat onuitvoerbaar, gezien het peil der ambtenaren met de re gistratuur belast. Hoe kan nu de wetenschap van de grotere gemeenten te dezen aanzien ten gebruike of althans ter kennnis komen van de kleine en héél kleine?. Dr. Van Hoboken ziet dit vooral als een taak van de Archiefraad, die met de 1 Voor de volledige tekst van het besluit zie blz. 53, voor inhoud en praktijk kan verwezen worden naar het artikel van mr. J. H. van den Hoek Ostende op blz. 21 vlg. van deze jaargang. [51

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1963 | | pagina 4