Boekbespreking
artikel betreft vooral de werkzaamheden (Aktenplane, Kassation) van Verwal-
tungsarchive, 1 centraal en 8 districts, en van Betriebsarchive. Rudi Lienung,
Das Archiv der Hauptstadt der Deutschen Demokratischen Republik. Het stads
archief van Berlijn berust tot 1948 in Oost-Berlijn. In de oorlog was het 'ausge-
lagert', maar na 1945 is het bij gedeelten teruggekomen. Het is nooit omvangrijk
geweest, in 1950 350 str. m., in 1962 1740. In 1935 waren er slechts 50 oorkon
den, thans 27 (1298-19e eeuw) en 20 str. m. Amtsbücher. Wel is er een belangrij
ke topografische atlas. Hans-Heinrich Richter, Die Deutsche Fotothek Dres
den. Betreft documentatie in het algemeen, catalogisering en uitlening. R. Leh-
mann, Ueber die Arbeit in einem grossen Betriebsarchiv. Schr. zegt o.a., dat bij
de grote verscheidenheid van de bedrijfsarchieven geen voorschriften gegeven
kunnen worden over vernietiging, slechts richtlijnen. Elke aflevering wordt
besloten met kleine mededelingen, literatuuroverzichten, 'Nachrufen' enz.
F
Mr. J. E. J. Geselschap, Inventarissen van de archieven van de ambachtsgilden,
van de plaatselijke commissie van geneeskundig toeverzicht en van de pijpnering
te Gouda. Gouda 1961. 24 pag. gestencild.
De diverse inventarissen, die het Goudse stadsarchief sedert 1960 heeft laten
verschijnen, getuigen van een loffelijke activiteit in het ordenen der stedelijke
archieven. Twee jaar geleden verscheen bovengenoemde inventaris, die de be
schrijving bevat der archieven van zestien ambachtsgilden, een commissie van ge
neeskundig toeverzicht en instellingen betreffende de pijpnering. Daarachter is
een aantal stukken beschreven, die deel uitmaken van het stadsarchief, maar al
leen betrekking hebben op het onderwerp: 'Neringen en bedrijven'. Te zijner tijd
zullen deze in de definitieve inventaris van het stadsarchief worden opgenomen.
Een enkel archiefje bevat ook de bescheiden van andere gilden of fondsen. Zo
zijn bij dat van het Grootschippersgilde opgenomen die van de (nog altijd bestaan
de) weduwenbus. Bij het archief van de Plaatselijke Commissie van geneeskundig
toeverzicht zijn de documenten van het Chirurgijnsgilde en het College der Vroed
kunde beschreven.
Hoewel hij een zeer gemêleerd conglomeraat omvat, ziet de inventaris er over
zichtelijk uit. De bewerker heeft een goede indeling gevonden en de beschrijving
duidelijk gehouden. Slechts in enkele gevallen kan de kortheid van deze laatste de
weetgierigheid van de gebruiker teleurstellen. Zo b.v. bij de nogal talrijke gilde-
brieven, waarvan niet meer vermeld wordt dan de datum en de aard van het stuk.
Is dit bewust geschied, omdat het in de bedoeling ligt, nog een regestenlijst te pu-
[68]
bliceren? Erg beknopt doet ook aan, de omschrijving 'Aantekeningen' bij nr. 65
van de weduwenbus (p. 5).
Achter de archieven van de Plaatselijke Commissie van geneeskundig toeverzicht
worden als 'Bijlage' genoemd 'Stukken in het stadsarchief betreffende de beoefe
ning der geneeskunde en chirurgie te Gouda'. De opname van dit ene nummer
doet wel wat vreemd aan. Ook kan men zich afvragen waarom de stukken ge
noemd onder het hoofd: 'Bemoeiingen van het stadsbestuur met neringen en be
drijven' niet genummerd zijn.
Doch deze weinige opmerkingen mogen geen afbreuk doen aan het gunstig oor
deel over de duidelijkheid en bruikbaarheid van deze kleine reeks 'Inventarissen'.
Voor de historicus, die zich interesseert voor het gildewezen, de pijpnering en de
geneeskunde in het oude Gouda zij een goede gids.
F. A. Brekelmans
Drs. R. A. D. Renting, Inventaris der archieven van de voormalige gemeente Hil-
Iegersberg, Rotterdam 1962. XV, 352 p., 2 afbn.; J. G. B. Nieuwenhuis, Inven
taris van de archieven van de voormalige gemeenten Overschie en Schiebroek,
Rotterdam 1962. XI, 188 p., 1 krt.
De aanleidende oorzaak van de archiefinventarisatie der voormalige gemeenten
Hillegersberg, Overschie en Schiebroek is eenzelfde: het verlies van het zelfstandig
bestaan als gemeente. Door annexatie zijn genoemde drie gemeenten in 1941 op
genomen in de gemeente Rotterdam.
De inventarisatie plaatste de bewerkers voor bepaalde problemen, zoals blijkt
uit de verantwoording, welke zij beiden aan hun inventarissen laten voorafgaan;
dat het in hoofdzaak dezelfde problemen waren, ligt voor de hand, aangezien de
archieven, welke zij beschreven, soortgelijk zijn. Eén van de op te lossen moeilijk
heden kwam voort uit de omstandigheid, dat de archieven uit de laatste tijd ge
ordend waren volgens de code der V(ereniging van) N(ederlandse) G(emeenten).
Voor het archief der gemeente Hillegersberg werd dit registratuurstelsel in 1925
ingevoerd, voor dat van Schiebroek in 1932, terwijl men zich (sinds wanneer?) te
Overschie bepaalde tot het zetten van codenummers in potlood op de stukken,
waarnaast de oude nummering van het omstreeks 1920 begonnen rubriekenstelsel
werd aangehouden; men at daar om zo te zeggen van twee wallen.
De volgens het registratuurstelsel geordende archivalia zou men als een afzon
derlijk deel van het archief hebben kunnen beschrijven. Dit nu hebben de heren
Renting en Nieuwenhuis kennelijk niet gewild. Zij meenden de orde, aangebracht
volgens dit stelsel, te moeten doorbreken, en deden door een herordening dit ge
deelte aansluiten bij het daaraan voorafgaande archiefdeel. Zo kwamen zij tot
een tweeledige opbouw van hun inventaris, onderscheiden in 'oud-archief' en
'nieuw-archief'. Renting houdt als 'caesuur tussen het oud-archief van het am
bacht Hillegersberg en Rotteban en het nieuw-archief van de gemeente Hillegers
berg' het jaar 1813 aan, 'omdat in dat jaar een nieuwe periode met nieuwe be
stuurlijke instellingen haar intrede heeft gedaan'; Nieuwenhuis neemt als zodanig
het jaar 1811, aangezien toen 'een geheel nieuwe administratie volgens Frans
[69]