Door zijn innemende omgang met bezoekers ten archieve was de heer Hartmans een graag geraadpleegde figuur. Hij beschikte over een sterk geheugen, waardoor gezochte gegevens vaak snel op tafel kwamen; eventueel gaf hij de bezoeker een zeer bruikbaar advies. De heer Hartmans zal bij zijn collega's en zeer vele vrien den nog lang in herinnering blijven als een levendige, hartelijke en karaktervolle persoonlijkheid. J- F- M. den Boer. In memoriam JW. Moerman Op 22 september 1963 overleed op negenenvijftigjarige leeftijd na een korte ziekte in het Diaconessenhuis te Leiden de heer J. W. Moerman. Hij was geen archiefambtenaar in de gewone zin dus ook geen lid van onze ver eniging en toch zullen er weinigen in onze kring zijn, die gedurende de afgelopen tien jaren niet met de solide administrateur van het Algemeen Rijksarchief in con tact zijn geweest. Moerman had al een lange loopbaan als gouvernementsplanter (incl. een verblijf in een Jappenkamp) achter de rug, toen hij op 1 januari 1952 als schrijver-A in dienst trad bij het Algemeen Rijksarchief. Hij leverde daarmede een demonstratie van een paar van zijn typische eigenschappen: werklust en nuchterheid. Hij had de betrekking financieel niet nodig, maar wilde niet werkeloos blijven rondlopen en begreep, dat hij in het vaderland weer van onderop moest beginnen. Zijn eerste werk was het uitdunnen van archieven aan de hand van de daarvoor bestaande instructies, maar al spoedig bleken zijn talenten voor organisatorische en admini stratieve affaires. De deelnemerslijst van het tweede internationale archiefcongres, in 1953 te Scheveningen gehouden, vermeldt J. W. Moerman als trésorier. Alleen de insiders weten hoeveel werk hij toen heeft verzet en hoe hij, ook door zijn on verstoorbare doortastendheid op kritieke momenten, tot het welslagen van het con gres heeft bijgedragen. Op dezelfde wijze placht hij later de belangen van de Rijks- archiefschool en de Studiedagen voor Archiefambtenaren te behartigen. Op 12 oktober 1953 werd Moerman belast met het toezicht op de huishoudelijke dienst en het voeren van de boekhouding van het Algemeen Rijksarchief; hij was sinds 1 juli 1957 de comptabele van die instelling. Hij werd met ingang van 1 ja nuari 1955 bevorderd tot administratief ambtenaar A II en met ingang van 1 janu ari 1960 tot administratief hoofdambtenaar. Men kan niet zeggen, dat Moerman op het eerste gezicht een zeer toeschietelijk mens was* hij had teveel meegemaakt in zijn leven om nog een argeloos vertrou wen in de goedheid van de mens in het algemeen te kunnen koesteren. Wie even wel zijn vriendschap wist te verwerven, kon rekenen op onbezweken trouw. Ieder heeft kunnen ervaren, dat hij een nog vooroorlogse hoffelijkheid en wat nog zeldzamer is geworden een vooroorlogs verantwoordelijkheidsbesef had. Hij was een man uit één stuk. Zijn overlijden betekent voor het Algemeen Rijksarchief een gevoelig verl.es en laat in het leven van zijn naaste vrienden een niet meer te vullen leegte achter. Van der Gouw. [62] Revindicatoir beslag op 'afgedwaalde' archiefstukken een eeuw geleden In de in het derde deel van Fruins Verspreide Geschriften voorkomende bijdrage 'De oude verhalen van den moord van Prins Willem I' komt op bladzijde 79 een passage voor over het terugvinden van enige op die moord betrekking hebbende archiefstukken, die ik hier, als inleiding op hetgeen ik daarover in enige nummers der Dordrechtsche Courant van maart 1862 heb gevonden, laat volgen: 'De verhooren van den moordenaar, niet minder belangrijk dan zijn confessie, maar die bij den brand van het Delftsche stadhuis in 1618 spoorloos verloren schenen te zijn, kwamen in het voorjaar van 1862 plotseling te voorschijn op een boekverkooping in Den Haag, en dat niet in afschrift, maar in het oorspronkelijk, en ook vergezeld van de wezenlijke autograaf der confessie. Die stukken waren sedert onheuglijken tijd in het bezit eener regentenfamilie, die er de waarde niet van vermoed had en ze thans, nu de regeering er onder den verkooper beslag op legde en ze als rijkseigendom terugvorderde, zonder tegenstreven overgaf. Ik laat nu de drie berichten over deze zaak, die ik in de nummers van de Dord rechtsche Courant van 6, 13 en 22 maart 1862, en waarvan het eerste ontleend is aan 'Het Nieuwe Dagblad van 's-Gravenhage', volgen. Eerst dat van 6 maart. 'Men zal zich herinneren, dat in den catalogus der belangrijke verkooping, welke dezer dagen bij de boekhandelaars van Doorn en Zoon te 's-Gravenhage zal wor den gehouden, voorkomen de eigenhandige confessie van Balthazar Gerardts en een ander tot zijn geding betrekkelijk stuk. Thans vernemen wij, van een door gaans goed ingelichte zijde, dat door den staat der Nederlanden aanspraak wordt gemaakt op het eigendomsregt dier bescheiden en dat derhalve namens den staat, op die belangrijke documenten onder handen der verkoopers beslag is gelegd'. Het tweede bericht luidt: 'Men verneemt nader met betrekking tot de in veiling gebrachte, doch thans onder revindicatoir arrest liggende confessie van Balthazar Gerardts, dat de boekverkooper van Doorn is opgeroepen bij den hoogen raad, ten einde het voormelde beslag door de staat gelegd, te hooren van waarde ver klaren'. Maar: 'Eind goed, al goed': het derde bericht luidt gelukkig: 'Het geschil om trent de officieële stukken van Balthazar Gerardts is in der minne geschikt, daar de bezitter ze aan het rijk heeft afgestaan'. Zoals zo vaak, geldt ook hier het oude 'Nil novi sub sole'. De kwestie van het eigendomsrecht op 'afgedwaalde' archiefstukken, dat de reden van verwerping door de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het ontwerp ener nieuwe Archief wet is geweest, is dus ook een eeuw geleden reeds een ogenblik actueel geweest. Daar de laatste bezitter der twee bewuste archiefstukken het niet op een proces [63]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1963 | | pagina 10