midden. Achtereenvolgens spraken: prof. dr. E. Sabbe, Algemeen Rijksarchivaris
van België, over 'De archiefwet van 24 juni 1955 en haar toepassing op de kerke
lijke archieven prof. dr. J. N. Bakhuizen van den Brink over 'De archieven van
de Ned. Hervormde Kerk', drs. L. E. M. A. van Hommerich over 'Beheer van de
diocesane archieven der Rooms-Katholieke Kerk' en dr. A. J. van de Ven over
'De archieven van de Oud-Katholieke Kerk'. Ieder spreker behandelde zijn onder
werp op zijn eigen wijze, zodat onderdelen van de kerkgeschiedenis, de bewaring
en inspectie van de kerkelijke archieven en zelfs de ordening van de jongste
archieven volgens een decimale code ter sprake kwamen. Bij de discussies bleek,
dat de aanwezigen, merendeels betrokken bij het beheer van overheidsarchieven,
een goede verzorging van de kerkelijke archieven zeer op prijs stelden en dat zij
een inschakeling bij bewaring of inspectie zeker niet van de hand zouden wijzen.
De voorjaarsvergadering, welke 20 juni te Delft werd gehouden, had een luch
tiger karakter. Het gemeentebestuur van Delft verleende ons een gastvrije en
gezellige ontvangst, waarna in de middag de archivaris, dr. D. P. Oosterbaan, ons
als een geboren reisleider de schoonheid van de stad toonde en de keurige inrich
ting van zijn moderne archiefgebouw.
Op de vergadering van de vereniging van wetenschappelijke archiefambtenaren
in overheidsdienst op 8 mei 1962 sneed mr. J. H. de Vey Mestdagh het probleem
aan van de vernietiging in zijn lezing 'Archiefselectie in de loop der tijden'.
Bij het bestuur is de vraag gerezen of wij op deze wijze, drie vergaderingen per
jaar studiedagen, niet aan vergadermoeheid zullen gaan lijden. De moeilijkheid
is, dat elk van deze bijeenkomsten haar eigen karakter heeft, zodat het bezwaarlijk
is een te laten vallen of twee te combineren.
De werkzaamheid der commissies is gering geweest. Van de commissie voor de
handleiding kan ik slechts dit melden, dat een hoofdstuk over de geschiedenis der
archiefvorming geconcipeerd is. De commissie voor de familiearchieven kon nog
niet met haar werkzaamheden beginnen door de ziekte van de heer Van der Poest
Clement. Het andere lid, mr. Van Schilfgaarde, stelde voor de taak van de com
missie over te hevelen naar het Algemeen Rijksarchief, waar het voornemen be
staat een speciale ambtenaar te benoemen voor een registratie van familiearchie
ven en wat daarmee samenhangt. Het bestuur is echter van mening, dat een com
missie naast, eventueel wel in samenwerking met deze nieuwe functionaris ook
nuttig werk kan doen, vooral doordat van persoonlijke contacten zoveel afhangt.
Over de samenstelling van de commissie moet het bestuur zich nog nader beraden,
voor het u een voorstel kan doen.
Op de algemene vergadering van 8 februari trad dr. W. J. van Hoboken af als
bestuurslid-vice-voorzitter. In zijn plaats werd gekozen dr. M. P. van Buijtenen.
De penningmeester, drs. A. van der Poest Clement, meende wegens ziekte als
bestuurslid te moeten bedanken. Aangezien hij toch in januari reglementair zou
moeten aftreden, zou het onpraktisch zijn voor een zo korte periode nog een
nieuwe penningmeester te benoemen. De heer Weytens werd bereid gevonden zo
lang naast zijn secretariaat het penningmeesterschap waar te nemen, terwijl de
heer Van der Poest Clement formeel in functie bleef. Wij mogen de heer Weytens
[6]
wel bijzonder dankbaar zijn, dat hij naast het drukke secretariaat nog het beheer
van onze financiën op zich heeft willen nemen.
Wanneer ik thans overga tot de personalia meen ik deze keer te moeten beginnen
met de sterfgevallen, omdat ze enige personen betreffen die een belangrijke plaats
in onze vereniging hebben ingenomen. Op 7 april overleed onze oud-voorzitter en
enig erelid dr. W. Moll, op 20 mei onze oud-voorzitter dr. H. J. Coster. Beiden
hebben op moeilijke ogenblikken onze vereniging geleid. Hun 'In memoriam' zal
nog in het Archievenblad verschijnen. Terzelfder tijd overleed, 6 mei, jhr. mr. B.
M. de Jonge van Ellemeet, oud-rijksarchivaris in Utrecht en daarvoor in Drente
en Noord-Holland. Treffender is het heengaan van mr. Aa. Aan het eind van het
jaar werd hij plotseling uit het volle leven weggerukt op 49-jarige leeftijd. Wij
herinneren ons allen hoe groot zijn belangstelling was voor ons verenigingsleven.
Hij had ons nog een lezing toegezegd over de problemen bij de ordening van per
soonlijke archieven.
Ik wil hier ook even in herinnering brengen, dat het 28 januari j.l. 50 jaar gele
den is dat jhr. mr. J. A. Feith, een der samenstellers van onze Handleiding, is
overleden.
In het jaarboek van de Mij. der Ned. der Letterkunde 1962/2 schreef mr. F. J.
Naudin ten Cate het levensbericht van dr. L. W. A. Lasonder, mr. E. Pelinck dat
van mejuffrouw F. A. Le Poole, beiden in leven leden van onze vereniging, de
eerste een tijd lang redacteur van het Archiefblad.
Aan enige van onze leden vielen onderscheidingen ten deel. Onze vice-voorzitter,
dr. M. P. Buijtenen, verkreeg de Joost Halbertsmaprijs welke door het provinciaal
bestuur van Friesland eens in de jaar wordt uitgeloofd voor Fries wetenschappe
lijk werk. Deze prijs werd hem toegekend, voor zijn gehele wetenschappelijke
werk op het terrein van de Friese geschiedenis. Een mooie bekroning van zijn
archiefloopbaan in Friesland.
Twee andere 'Friezen', dr. mr. H. T. Obreen en jhr. M. J. van Lennep werden
benoemd tot lid van de Mij. van Ned. Letterkunde.
Hoewel de prijs hem in 1963 is uitgereikt, wil ik toch nu reeds vermelden, dat
aan de heer R. Wartena, adjunct-archivist bij het rijksarchief in Gelderland, de
Quarles van Ufford-prijs 1962 is toegekend voor literair werk. De keuze viel op
de heer Wartena vanwege zijn essay over baron Hugenpoth (1743—1819), die
veel gedaan heeft voor de waterbeheersing.
Ik wil in dit verband ook gaarne vermelden, dat de dichter Hendrik de Vries,
die de Constantijn Huygensprijs verwierf, jaren lang werkzaam is geweest bij het
gemeentearchief van Groningen.
Mej. dr. A. J. Maris werd officier in de orde van Oranje-Nassau, aan de heer
W. van der Gaag werd bij zijn afscheid als eerste commies bij het gemeentearchief
van Rotterdam de eremedaille in goud verleend, verbonden aan de orde van
Oranje-Nassau.
Mej. A. W. J. Mulder, aan wie per 1 september j.l. wegens het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd ontslag is verleend als wetenschappelijk assistente aan
[7]