Fall-out en archieven
Het zal langzamerhand wel algemeen bekend zijn: sinds enige tijd opereert een
nieuwe vijand van het gemeentelijk archiefwezen. Gemeentebesturen, die blijk
baar geen middelen hebben of geen lust hebben ze beschikbaar te stellen voor het
inrichten van een veilig en aan de eisen voldoend onderkomen ten behoeve van
de voortzetting van het burgerlijk bestuur in abnormale omstandigheden, wordt
gesuggereerd, dat men het archief wel ergens anders kan neerzetten en dan van
de archiefbewaarplaats een civiele bestuurspost maken, dan wel die archiefbe
waarplaats geheel of gedeeltelijk vrijmaken ten behoeve van de B.B.
Dat we hier geen sprookjes verzinnen kan ieder controleren, die wil naslaan,
wat in het verslag van de inspectie der gemeente-, waterschaps- en veenderijar
chieven in de provincie Utrecht is vermeld omtrent de gemeenten Baarn en Mont-
foort.
In Overheidsdocumentatie van juli 1962 schrijft de heer Ph. F. Ruygh over het
onderwerp. Zijn opvatting is 'dat het beveiligen van mensenlevens zwaarder weegt
dan het behouden van archieven' en 'dat wij archiefverzorgers de gemeenschap
een groter dienst zullen bewijzen met positieve medewerking bij de uitvoering
van beschermingsmaatregelen dan met een (overigens te goeder trouw) te eenzij
dig gerichte bezorgheid'. Het kan geen verwondering wekken, dat in Overheids
documentatie van oktober 1962 de heer J. R. de Boer, Hoofd Bescherming Be
volking B-kring Zeeland het artikel van de heer Ruygh kwalificeert als een 'ge
zond geluid'. Wij nemen het de heer De Boer niet kwalijk, dat hij voor het hem
toevertrouwde belang opkomt, maar het was ons aangenamer geweest, indien de
heer Ruygh, die zich, blijkens zijn eigen woorden, tot de archiefverzorgers rekent,
voor de zaak, die hem het allereerst aan het hart behoort te gaan, wat krachtiger
in het krijt was getreden. Het is geen geheim, dat er tientallen jaren voor nodig
zijn geweest om het zover te krijgen, dat in de meeste raadhuizen een aan redelij
ke eisen voldoende archiefbewaarplaats aanwezig is. Wij achten de neiging om
deze verworvenheid zonder slag of stoot prijs te geven voor welk ander belang
dan ook in hoge mate ongezond; wij zijn te goeder/trouw van mening, dat maat
regelen ten behoeve van de civiele verdediging en de bescherming burgerbevolking
zo doeltreffend mogelijk genomen moeten worden, maar dat zulks niet onder de
naar ons gevoel vertroebelende motivering, dat mensen belangrijker zijn dan
[28]
papier,1 behoort plaats te hebben ten koste van het archiefwezen, dat toch al niet
gerekend kan worden tot de troetelkinderen van de vaderlandse overheid. De
archiefverzorgers dienen de gemeenschap het beste door standvastig te blijven
opkomen voor het bijzondere belang, dat de gemeenschap hun heeft toever
trouwd. Zij hebben nooit de gewoonte gehad om hun zaken op te bouwen ten
koste van een andere tak van dienst, zij behoeven volstrekt niet over te gaan tot
die zonderlinge vorm van redelijkheid zich dergelijke praktijken wel te moeten
laten welgevallen van andere zijde.
Het kan geen kwaad in dit verband onze oude getrouwe Archiefwet nog eens ter
hand te nemen. Het blijkt dan al spoedig, dat er maar twee acceptabele mogelijk
heden zijn:
le men blijft van de bestaande archiefruimte af en richt ten laste van C.V. en
B.B. elders in het gebouw of daarbuiten de nodige zo veilig mogelijke onderko
mens in;
2e men acht de bestaande archiefbewaarplaats toch wel de geschikste ruimte
voor C.V. of B.B., maar dan kan die ruimte niet voor dat doel in gebruik worden
genomen, dan nadat het plan voor de bouw en de inrichting van de ruimte, waar
heen het archief verplaatst gaat worden, tevoren de bij de Wet voorgeschreven
goedkeuring van gedeputeerde staten heeft verworven, de provinciale inspecteur
gehoord.
Naar ons gevoelen hebben gedeputeerde staten geenszins de vrijheid om alles
maar goed te keuren: Zij hebben zich in hun goedkeuringsbeleid te richten naar
de aanwijzingen, die ter zake van de bouw en de inrichting van archiefbewaar
plaatsen zijn verstrekt door de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen.
In deze richtlijnen wordt een nevenbestemming van de archiefbewaarplaats uit
drukkelijk uitgesloten. Het is dus niet geoorloofd door enige technische voor
zieningen een archiefbewaarplaats geschikt te maken om in bijzondere omstandig
heden ook als schuilplaats te dienen.
Het zou trouwens bar onnozel zijn om een bergplaats van een grote hoeveelheid
brandbaar materieel als schuilplaats te beschouwen, afgezien van de vraag in hoe
verre onze eenvoudige archiefbewaarplaatsen werkelijk bescherming bieden tegen
atoomgeweld.
Men kan het probleem ook nog ruimer stellen: zijn gedeputeerde staten bevoegd
goed te vinden, dat ten bate van B.B. of C.V. of van wat dan ook in een bepaal
de gemeente het archief wordt verplaatst naar een ruimte, die minder veilig en
1 Ik neem aan, dat ieder de oplossing van het woningvraagstuk belangrijker vindt dan
de problemen rondom de inrichting van de lopende archieven. Wat zou de heer Ruygh
ervan zeggen, als hij op een kwade maandagochtend zijn kantoor (en nog 1000 andere
Haagse kantoren) in beslag genomen vond door woningzoekende jonge huisgezinnen?
Zullen we ook maar vast beginnen met het Rijksmuseum te ontruimen om te voorzien
in het tekort aan bureauruimte bij verscheidene administraties, want het is tenslotte be
langrijker, dat mensen droog zitten, dan dat schilderijen droog hangen; men kan gelei
delijk goedkoopheidshalve van de kerkgebouwen munitieopslagplaatsen maken, want,
enz. Tenslotte zal dan toch de vraag rijzen waarvoor en waartegen we ons eigenlijk nog
verdedigen: waren tenslotte mensenlevens niet het belangrijkste?
[29]