uit de Beschrijvingen van de doop-, trouw- en begraafboeken, dagtekenende van vóór de invoering van de burgerlijke stand, zoals van de heren Driessen voor Gel derland, H. Brouwer voor Zuid-Holland, Van Roijen voor Utrecht, A. Mulder voor Zeeland, Van Es en Driessen voor Noord-Holland, F. M. Hendriks voor Overijssel, A. Pathuis en E. J. Werkman voor Groningen-Drente, J. M. van de Venne voor Limburg (tot 1798). De genoemde Korte Overzichten zijn zo ingericht, dat men bij elke gemeente allereerst ziet, welke registers thans in een openbare archiefbewaarplaats gezocht moeten worden en vervolgens, welke bij de plaatselijke gemeenten zelf aanwezig zijn. Daarop volgt dan verder summier alles wat ter plaatse is. Er is geen sprake van, dat thans ooit nog een bij de Kerk zg. 'achtergebleven register' aan gemeente of rijk zou worden afgestaan. De betwisting van de rechtsgrond daartoe door Fruin in de Xle jaargang van het Nederlandsch Archievenblad (1902/03), mr. S. Muller XVII, 1908/9, en Fruin, De Archiefwet 1918, 2de stuk, 1920, maakt voldoende duidelijk, waarom niet. Een wettelijke basis heeft er nooit voor bestaan. De ontwerp-kerkorde van de synode van Emden 1571 gaf de eerste indeling in classes voor de Hervormde vluchtelingen-gemeenten in Duitsland en Engeland en voor de Zuidelijke Nederlanden; voor de Noordelijke Nederlanden worden slechts aanduidenderwijze enkele classes genoemd: nl. die van Amsterdam, Delft en 'een andere Hollandsche', voorts de 'Overijsselsche en de Westvriesche Kerken'. De clas ses in de Nederlanden heten 'Classes onder 't Cruys'. Deze uiterst schematische inde ling was onvoldoende voor de werkelijke organisatie der Kerk. De provinciale syno de van Holland te Dordrecht 1574 gaf haar veel uitgebreider: in 't kort voor Zee land en het Noorderkwartier (alleen Alkmaar, Enkhuizen, Hoorn en Edam), en zeer uitvoerig voor Zuid-Holland, nl. 8 classes: 'Voorne, Delft, 's-Gravenhage, Rot terdam, Bommel, Dordt, der Goude, en Leyden met het gansche Rhijnland'. In deze classes worden tevens de afzonderlijke gemeenten opgenoemd. Men moet echter ook deze indeling nog als een streven of plan opvatten. Uit de acta van de classis Dordrecht, die in 1573 beginnen welke classis om haar omvang en betekenis ook wel classis Zuidholland wordt genoemd blijkt, dat méér ge meenten onder haar gezag vielen dan oorspronkelijk opgesomd waren, nl. ook 'Geertruidenberg, 't eiland van Zwijndrecht met sijnen dorpen, Petershoek met den sijnen. De Clundert ende de Finert sullen onder Dordrecht behoren, soolangh als de Flackee gheen classe op haerselven en maeckt'. Verschillende gemeenten uit de aangrenzende classes Rotterdam, Ter Gouw en Bommel verschijnen voor eerst ook nog in de acta van classis Dordrecht totdat de organisatie ook elders meer vast wordt. Op de eerste classicale vergadering te Dordrecht bv. waren de predikanten uit Gorcum, Bommel, Buren en 'Bryel', en van nog andere gemeen ten, die nominaal tot andere classes behoorden, aanwezig. Hun werd daarom ge vraagd of zij van plan waren geregeld mee te vergaderen en bereid het beslotene te onderschrijven. Alle classes hebben wisselende grenzen gekend; deze hingen soms met de wisselende politieke en militaire toestanden samen. Een ander goed voorbeeld van hetzelfde leveren de classes in de provincie Gelderland, welker wis selingen kort beschreven zijn door mr. Naudin ten Cate aan het begin van het [178] Korte Overzicht van de archieven in de provincie Gelderland. Met dergelijke ontwikkelingen moet men in alle classes rekening houden. In 1816, en vervolgens in 1951 vallen de beide laatste fazen der classicale indeling. Voor een goed inzicht in de kerkelijke geografie5 mag men deze gegevens niet over het hoofd zien. Ik wil nog eens uitspreken, dat, zo geen eenheid, er dan toch een grote mate van overeenkomstigheid in de gehele Kerk van ons particularistisch verleden bestaan heeft. De orde van vergaderen was voorgeschreven door de synode van Emden, Particularia cap. II, De classis conventibus, en werd gevolgd. Uitdrukkelijk werd eerst het gezag van de classis vastgesteld en daarop ging zij na of er in de gemeenten, ter vergadering vertegenwoordigd, ook wettelijk gekozen consistoria waren, uit dienaren en ouderlingen bestaande. Ik ontleen ook deze gegevens aan de classis Dordrecht. Hierop werden de meest verschillende antwoorden gegeven: de dienaren uit sommige gemeenten konden kortweg positief antwoorden. Schoon hoven was nog zo weinig talrijk, dat aldaar slechts enige mannen, zonder bepaald een consistorie te vormen, de gemeente in moeilijkheden bijstonden. Oudewater had enige ouderlingen en diakenen gekozen, maar zonder belijdenis van het geloof en zonder Avondmaalsviering: 'wat hierin mishandelt is, daerin onderwerpt de predikant zich met zijn adiuncte dienaer aan het advijs deser vergaderinge Te Gouda - een beginnend voorbeeld van rekkelijkheid - zijn ouderlingen en diakenen door de hoorders van het Woord gekozen met raad en consent van de gouverneur (lacob Oem van Wijngaarden). Het omgekeerde van Oudewater is te IJselmonde het geval; daar zijn er wettelijk gekozen, die het geloof beleden en het brood gebroken hebben, maar de verkiezing wordt toch beschouwd als bij provisie ge schied. De gevallen-Gouda en -Oudewater, waar niet alles 'schriftmatich aenge- leijt is', geven aanleiding tot een uiterst voorzichtig advies; voor Oudewater komt dat hierop neer, dat men moet trachten een ervaren dienaar te verkrijgen; degenen die er nu zijn, zijn blijkbaar al te onervaren. Gouda was zeer beledigd door dit ad vies en wilde zich reeds tot de gouverneur en tot Zijne Excellentie wenden, wat nog juist voorkomen kon worden. Een allerbelangrijkste reeks punten kwam ver volgens in deze eerste classis-vergadering, die vier volle dagen duurde, ter sprake, deels in aansluiting aan de Franse kerkorde van 1559, waarvan ik de volgende noem: geheimhouding van de behandelde bestuurszaken in tegenstelling tot de zaken van de leer en de reformatie, waarover gerust openlijk gesproken mag worden; invoering van de kerkelijke tucht; bestrijding van ketterijen; het tegen gaan van ongeroepen predikanten; ondertekening van de Nederlandse Geloofsbe lijdenis; armenzorg; zorg voor de scholen; huwelijks- en morele zaken, waar bij uitgesproken wordt, dat 'den handel des houwelijcx politijck is Avond- maalstucht; doopvragen; het aandringen bij Delft om een provinciale synode bij een te roepen. Een klein punt was nog dit: 'is voor goed gevonden om vele in- convenienten ende bedriegerijen voor te comen, dat een ijegelick consistorium zijn eijgen zegel hebbe'. Deze aanbeveling heeft wel enige vrucht gedragen de tegenwoordige Commissie voor de archieven is nog altijd belast met het toezicht 5 W. A. Bachiene, Kerkelijke geographie der Verenigde Nederlanden, Amsterdam 1768. 179]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1963 | | pagina 7