Joshi (met de belangrijke opmerking: 'under no circumstances can archives be
split up'), over de 'Organisation der Staatsarchive der Deutsche Demokratische
Republik' door dr. K. Höhnel, over 'Fragen der Berufsausbildung der Archivare'
door dr. B. Brachmann (Potsdam), 'Einige Bemerkungen zum Abschnitt: Le clas-
sement et l'inventarisation des archives' van prof. dr. H. O. Meisner (Berlijn), en
'Umfang und Gliederung des Gesamtbestandes eines Archivs', door prof. H.
Lötzke, waarvoor wij belangstellenden naar de aflevering mogen verwijzen.
Thema van de tweede dag was: Nouvelles techniques, nouveaux matériels et
nouvelles expériences depuis 1950 en matière de restauration (documents et
sceaux), de conservation (cartes et plans) et de photographie. Daarover werden
drie inleidingen gehouden. Over 'Recent american developments in archival repair,
preservation and photography' sprak R. H. Bahmer, adjunct-archivaris der V.S.;
G. A. Belov, directeur-generaal der staatsarchieven der U.S.S.R. gaf beschouwin
gen over hetzelfde onderwerp aan de hand van de ontwikkeling achter het IJzeren
Gordijn, dr. J. Papritz, directeur van het Staatsarchief en van de Archiefschool te
Marburg, over die in Duitsland. Laatstgenoemde wees er op dat t.a.v. de berging
der 'Sicherungsfilme' het geen zin heeft die in eigen archief te bewaren; ook spe
ciale zekerheidsdepots, ver van steden, industrieën en militaire werken gelegen,
zullen weinig helpen, zoals de ervaring leert, 'wenn nicht Schutzzeichen für kul-
turelle Giiter international vereinbart werden, die Beachtung wie das Rote Kreuz
finden'. De inleidingen werden gevolgd door een levendige en belangwekkende
discussie, waarvoor wij belangstellenden weder naar de aflevering moeten ver
wijzen.
De derde en laatste zitting was aan 'Les archives et les recherches modernes
économiques et sociales' gewijd. Dr. R. Marquant, conservator aan de Archives
nationales te Parijs, leidde dit onderwerp, dat reeds op het eerste en derde inter
nationale congres aan de orde is geweest, in. Hij behandelde achtereenvolgens:
1) de instellingen (nationale, particuliere en wetenschappelijke organisaties, 'orga
nisation propre a une organisme privé ou nationalisé' c'est le système qui
semble maintenant le plus généralement souhaité et recommadé quelque soit le
régime politique ou économique du pays' 2) 'l'archiviste chargé des archives
économiques et sociales', 3) de economische en sociale archieven (openbare, syn
dicale, van bedrijven enz.), 4) de resultaten. Hoewel de fondsen dezer archieven
zowel publieke als private papieren bevatten, wordt speciale aandacht aan de laat
ste gewijd tengevolge van hun particulier karakter en het toenemend belang, dat
daarin wordt gesteld. Men bedenke echter dat bovengenoemd onderscheid ver
dwenen is in de communistische landen en verzwakt in de andere naarmate de
nationalisatie der meest belangrijke ondernemingen voortgaat. Voor de structuur
der instellingen, belast met de bewaring der economische archieven, heeft dat
invloed.
In de meeste der 'kapitalistische' landen komen de papieren der particuliere on
dernemingen niet in de publieke depots; in de Duitse Bondsrepubliek vindt men de
mening uitgedrukt, dat de Staat hiertoe ten enen male niet anders moet overgaan
dan langs de weg der persuasie, daar men anders het wantrouwen van de zaken-
wereld zou opwekken. De meeste der openbare archieven hebben geen bijzondere
afdelingen voor archieven, afkomstig van financiële of economische organismen
of ministeries. In de Ver. Staten echter hebben de National Archives drie afdelin
gen, nl. division des archives industrielles, division des ressourees naturelles, divi
sion des services généraux, dus staatszaken. In Koblenz heeft men voor West-
Duitsland min of meer een analogon. In Frankrijk heeft men conservateurs der
Archives nationales in diverse ministeries gezet, met name in dat van Financiën,
die er de vernietiging regelen en de overbrenging naar het Staatsarchief voorbe
reiden. In Spanje zijn de archieven van de 19e en 20e eeuw bij de ministeries
gebleven; in Engeland zijn de archieven der Posterijen, Douane en Indirecte be
lastingen, ondanks de aanwijzingen van de archiefwet van 1958, nog bij hun oor
spronkelijke administraties.
Gans anders is de situatie aan gene zijde van het 'IJzeren Gordijn'. Daar zijn in
de meeste landen centrale economische archieven ingesteld, die tot taak hebben
de archieven te bewaren der nationale ministeries en organismen, belast met eco
nomische zaken, zowel als van de genationaliseerde ondernemingen, welke natio
nalisatie langzamerhand vrijwel alle bedrijven heeft bereikt; in de Duitse Demo
kratische Republiek zijn bij reglement van 1950 de bedrijfsarchieven volkomen
gelijkgesteld met de publieke. Maar de overvloed van archivalia heeft tot afzien
van de centralisatie moeten leiden; in Hongarije en vooral in Oost-Duitsland heeft
men reeds spoedig de bedrijven aangemoedigd hun eigen archieven onder zich te
houden. Echter onder streng toezicht van de Staat!
In Frankrijk, waar aan de Archives Nationales een 'service des archives écono
miques' bestaat, kunnen, en evenzo bij de departementale archieven, ondeme-
mingsarchieven in depot worden gegeven, strikt facultatief en onder waarborg
van een contract van bewaargeving: zelfs raadpleging door een historicus mag
niet zonder toestemming der eigenaars geschieden!
Inleider geeft vervolgens een overzicht wat t.a.v. deze archieven van particuliere
zijde is bereikt: het Rheinisch-Westfalisches Wirtschaftsarchiv van 1906 en enige
andere in Duitsland, in Zwitserland, Nederland (Econ.-Historisch Archief, ge
sticht in 1914), Ver. Staten en laatstelijk in Denemarken. In Engeland en Australië
waakt een Business Archives Council daarover, gelijk ook in Finland, waar stich
ting van een centraal archief mislukte. Daarnaast hebben, in verschillende landen,
met de V.S. aan de spits, grote bedrijven een eigen archiefdienst ingesteld.
Van veel belang is hetgeen collega Marquant n.a.v. de vragenlijst opmerkt over
het vraagstuk: 'l'archiviste chargé des archives économiques et sociales'. De ar
chiefdiensten hebben vrijwel unaniem gemeend dat de volgens de traditionele
methoden opgeleide archivaris 'pouvait facilement s'adapter aux conditions un peu
spéciales du classement et de la garde des archives d'entreprises'. Maar het komt
voor dat bepaalde administraties hun archieven (zelf) bewaren zonder ze in een
nationaal depot onder te brengen en het beheer opdragen aan een hunner functio
narissen. Soms wordt deze geassisteerd door archivisten-van-beroep, maar andere,
en een groot aantal hoogleraren, die zich met economische aangelegenheden bezig
houden, geven er de voorkeur aan die archieven toe te vertrouwen aan ingenieurs
[225
[224]