teert, waaruit de diverse aanwezige bescheiden bestaan, over welke jaren zij lo pen, wat het systeem van ordening is en hoe de wijze van opberging geschiedt. Met deze werkzaamheden ware een aanvang te maken ten einde in elk geval vast te leggen, wat nog aanwezig is. Bovendien zal het vrijelijk verwaarlozen van ar chieven en correspondentie hierdoor kunnen worden belet. Wat nu de inrichting van de Centrale Bisschoppelijke Archiefbewaarplaats be treft: hierover kan ondergetekende zich nog geen concreet idee vormen. Hem is de bestaande inrichting van het Bisschoppelijk Archief geheel onbekend. Wellicht kunnen met geringe onkosten zodanige veranderingen worden aangebracht, dat bedoeld gebouw de eerste jaren dienst kan doen als centraal dépöt. De 'Archief maatregelen' kunnen voorlopig toegepast worden overeenkomstig het bepaalde, vermeld in de Overgangsperiode. Het bewustzijn moet worden levendig gemaakt, dat er controle op de archieven bestaat, waarmede de grondslag is gelegd voor toekomstige arbeid. In de meest noodzakelijke gevallen voorziet art. 11 bij het nemen van besluiten, die het overbrengen van bepaalde archieven naar Roermond zouden voorschrijven. Om deze reden is art. 11 zo ruim mogelijk geformuleerd. Overigens dringt ondergetekende met klem aan een Bisschoppelijke Adviescom missie, waar deze materie o.m. in besproken kan worden, in het leven te roepen, welk orgaan een veilige waarborg biedt, dat overeenkomstig de belangen van di verse betrokken partijen met beleid uitvoering aan de voorgestelde maatregelen zal worden gegeven. Het tweede gedeelte van dit Werkstuk bevatte een ontwerp-plan van eenvoudige decimale ordening, toegepast op de bisschoppelijke secretarie-bescheiden naar de archivistische methode van het Herkomstbeginsel en de aard der stukken. Welke ordeningscriteria trof ik aan in de uitgebreide correspondentie, toen ik met de taak begon om hierin een overzichtelijke en vooral eenvoudige ordening aan te brengen? Met de heren Bloemen en Van der Gouw, die over deze materie gepubliceerd hebben, ben ik van mening, dat het tot dan toe gebezigde systeem een 'combinatie van stelsels' was. Kortweg gezegd, bracht men de stukken tot één begripsaanduiding (onderwerp) bij elkaar, waaraan alle aan de afzonderlijke stuk ken toe te kennen onderwerpen ondergeschikt waren. Binnen elke rubriek waren de stukken chronologisch gelegd. Nagenoeg elke rubriek was tegelijk gevuld met losse stukken, met series en met dossiers, zódanig evenwel, dat het rubriekwoord op al die eenheden toepasselijk was. Alle rubriekwoorden waren alfabetisch op getypte lijsten geplaatst. Neven-ingangen werden niet gebezigd. Zou dit systeem wellicht hebben kunnen voldoen bij een bescheiden correspon- dentie-hoeveelheid, op de Roermondse Curie klaagde men over het gebrek aan overzichtelijkheid met betrekking tot het beslissende moment van de opberging der stukken en hun snelle reproducering. De alfabetische onderwerpslijsten vol deden niet. Indachtig onze klassieke paragraaf 16 van de Handleiding, die zegt dat het systeem van indeling moet gegrond worden op de oorspronkelijke organi satie van het archief, die in hoofdzaak overeenstemt met de inrichting van het bestuur, waarvan het afkomstig is, was het evident, dat de bedoelde onderwerp- lijsten in geen enkel opzicht hiermee in verband gebracht konden worden. 194] Nadat de gehele lopende correspondentie op fiches was gebracht, kwam de be slissende fase van de vaststelling der criteria, waarnaar deze fiches zouden worden geordend. Ik stond voor het dilemma: a) naar de competentiën-structuur b) naar de geaardheid van het archief. Al spoedig werd het mij duidelijk, dat aan de hand van de competentiën, afgeleid van de Codex, geen bevredigende resultaten vielen te behalen. Daarna heb ik, op grond van de geaardheid van dit diocesaan archief, een in deling aangebracht, die binnen de decimalen 1 t/m 5 alle correspondentie orga nisch en overzichtelijk bleek te kunnen rangschikken. Onder sub 1) vallen alle aangelegenheden over Personen; sub 2) vallen alle aangelegenheden over Zaken (de Sacramenten en het sub 3) vallen alle aangelegenheden over Financiën; Leerambt); sub 4) vallen alle aangelegenheden over Relaties met buitenlandse bisdommen; sub 5) vallen alle aangelegenheden over Relaties met burgerlijke overheden. Duidelijkheidshalve stel ik nogmaals, dat het gebruik van de getallen 1 t/m 5 om praktisch overwegingen is ingevoerd. Zulks blijkt reeds voldoende uit het feit, dat deze cijfers werden aangebracht, nadat de ordening dezer bescheiden overeen komstig de klassieke criteria van onze 'Handleiding' was tot stand gekomen. Een nadere analysering van dit schema is niet voor publicatie vatbaar. pastorele archieven Teneinde een overzicht te krijgen van het archievenbezit op de talrijke pastorieën ontwierp ik bijgaande vragenlijst. Tevens voegde ik hierbij een eenvoudige metho de van inventarisering. vragenlijst: 1 bevinden zich in uw archiefbezit: registers of losse stukken, inhoudende de no- tulen en besluiten van het kerkbestuur, 2 registers of losse stukken, rakende het vermogen en financieel beheer der pa rochie; 3 kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken; 4 personele stukken van de geestelijkheid, aan de parochie verbonden geweest; 5 documenten, die merkwaardige feiten van het parochieleven vermelden, b.v. chronologicum, liber memoralis, dagboeken enz., 6 andere soorten van bescheiden, belangrijk voor het plaatselijk parochieel ver leden, dagtekenend van vóór het jaar 1854, in het bijzonder perkamente stuk ken of oorkonden; 7 is van uw archiefbezit, dagtekenend van vóór 1854, een inventaris aanwezig of bevindt het zich in geordende staat; 8 bevindt zich dit gedeelte uwer archieven nog in een brandvrije kluis of heeft het tengevolge van oorloghandelingen schade geleden; [195]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1963 | | pagina 15