huidig actie-program richting geven met de forse kracht der historische overtui ging en roeping. Hier ziet ondergetekende een geheel nieuw perspectief in de dynamiek der hui dige K.A., niet in deze zin als zou het historisch element als zodanig een novum zijn, maar in de krachtige belichting, op moderne wijze toegepast, na gedegen be studering, van hetgeen het verleden van Roermonds' bisdom abundanter te^bieden heeft aan clerus en volk, te putten uit zijn eigen historie-bronnen. Het doet een impuls wakker slaan tot her-inscherping van het vervullen van plichten, waarin onze voorouders ons een treffend voorbeeld zijn geworden. Naast de wetenschappelijke waarde, die aan een goed geoutilleerd archiefwezen kan worden toegekend, en de actuele betekenis, welke het besloten houdt, dient gewezen te worden op het zakelijke nut ener juiste archiefverzorging, die vooral sinds de laatste decennia bij het voortdurend toenemen der correspondentie de aandacht levendig houdt in de vakkundige kringen. Men begrijpt onder een 'ar chief' thans niet alleen het geheel der geschrevene, getekende of gedrukte beschei den, ex officio ontvangen bij of opgemaakt door enig bestuur of een zijner ambte naren, voorzover deze bescheiden bestemd waren om onder dat bestuur of die amb tenaar te blijven berusten (verouderde opvatting), maar tevens dat van zodanige stukken en dossiers, voor zover deze hun actueel-administratieve waarde verloren hebben, alhoewel zij nog niet toe zijn aan hun 'historische' periode. Men onderscheidt thans in het correspondentiestuk, de brief, het dossier, de ver- zamelmap zijn dynamische- en statische periode. Gedurende de dynamische pe riode behoren de betreffende papieren te berusten onder de secretaris van een be stuur of van een hiermede in rang gelijk te stellen functionaris, omdat het docu ment, de zaak, dan nog 'in behandeling' is bij de Overheid c.q. het Bestuur, die zich beraadt omtrent de ter zake te nemen beslissing. De statische periode wordt bepaald door het moment, waarop ter zake de beslissing gevallen is en het stuk niet meer thuis hoort bij de andere, nog niet afgewerkte, bescheiden, maar on middellijk dient te verhuizen van het z.g. Registratuurarchief van de secretaris naar het centraal archiefdépot, hetwelk onder het zelfstandig beheer van de ar chivaris staat. Zulks heeft praktisch tot gevolg, dat de Bisschoppelijk- en andere Kerkelijke Secretariaten tijdig geschift en derhalve overzichtelijk worden, terwijl in het Cen traal Bisschoppelijk Archiefdépot niet alleen die bescheiden zullen worden opge nomen, welke honderd jaar en ouder zijn en derhalve tot de historie beginnen te behoren, maar tevens die correspondentie en dossiers zullen worden geplaatst, welke voor de lopende gang van zaken slechts nog een consultatieve waarde heb ben, zij kunnen, wanneer zulks noodzakelijk blijkt, bij wijze van uitlening aan de bevoegde instantiën tijdelijk worden overgelegd. Zal de inhoud van het thans her en der verspreide historische- en administratief- archiefgedeelte van voren aangeduide archieven iets anders zijn dan een waarde loze hoop papier en perkament, dan dienen zoals in de aanhef van dit rapport gezegd vaste regelen gesteld, beproefd door jarenlange praktijk, aan de hand [188] waarvan de diverse hiervoor in aanmerking komende archieffondsen behoren te worden bewerkt. Geen veiliger gids in deze materie dan de Nederlandse archief wetgeving en -voorschriften zelf, die een voorbeeld zijn van efficiënt archiefbeheei vooral voor hetgeen de meer historische documenten aangaat. Vier begrippen zijn bij de opbouw van een archiefinrichting als wezenlijk te be schouwen: 1 de archieven dienen te zijn openbaar; 2 met hun verzorging is te be lasten een wetenschappelijk geschoold ambtenaar (priester); 3 van kerkelijke Overheidswege dient zorg te worden gedragen, dat de onderscheidene kerkelijke organen, besturen en andere rechtslichamen, die rechtens onder Bisschoppelijk toezicht staan, hun archieven toekomstige voorwerpen immers van algemeen godsdienstig en kerkelijk nut niet verwaarlozen; 4 een technisch goed ingerichte archiefbewaarplaats of tenminste brandvrije kluizen en -kasten zijn vereist ter conservering der bescheiden tegen zijn vijanden: de vocht, het vuur, de muizen en oorlogprojectielen. Ad 1De archieven dienen te zijn openbaar. Indien niet aan bekende en ver trouwde personen, die in het algemeen belang geschiedkundige nasporingen wen sen te doen, de toegang wordt verleend tot de hiervoor in aanmerking komende registers, liassen, oorkonden, manualen en dossiers, beantwoordt de archiefdienst niet aan zijn doel: een schakel te zijn tussen de navorser en het katholieke volks deel, met name de Limburgers. De kennis van het kerkelijk verleden te ontsluiten dient in beginsel voor publicatie in aanmerking te komen. De openbaarheid van de archieven impliceert derhalve het ter inzage verstrekken aan bezoekers, die in een hiertoe doelmatig in te richten leeszaal gelegenheid krij gen onder het oog van de archivaris, en het uitlenen van hiervoor geschikte docu menten aan instellingen, die bij de Archiefwet gemachtigd zijn in uitleenverkeer te staan met andere, soortgelijke instellingen. De archivaris kan niet verplicht worden alle bescheiden aan iedere bezoeker ter inzage te doen leggen en evenmin naar elders uit te lenen. Er kunnen zich om standigheden voor doen, zowel ten aanzien van de persoon, die wil navorsen als (of alleen) ten aanzien van het document zelf, welke de openbaarheid beletten. Ad 2. Met hun verzorging is te belasten een wetenschappelijk geschoold pries ter. Openbaarheid van archieven veronderstelt toegankelijkheid ervan. De archief fondsen dienen met kennis van zaken zó gerangschikt is zijn, dat de hierop ge maakte inventarissen en klappers inderdaad de weg wijzen in de vele strekkende meters archief. Degene, die belast zal zijn met het verantwoordelijk beheer, zal kennis dragen van de hoofdbewerkingen, welke tot de archivaris-taak behoren en derhalve het bij de Archiefwet 1918, St. nr. 378, zoals deze wet is gewijzigd bij die van 14 mei 1928, St. nr. 177, gevorderde vakexamen dienen af te leggen. Deze opleiding omvat de archivistiek of kennis van het ordenen, beschrijven en inventariseren der diverse soorten van archief; de paleografie of kennis van het oude schrift; de diplomatiek of oorkondenleer, met inbegrip van de zegelkunde, de tijdrekenkunde en de heraldiek; de instellingen van de middeleeuwen, de kennis der Nederl. staatsinstellingen van de middeleeuwen en latere tijden; de kennis der middeleeuwse kerkelijke instellingen. Voorts zal hij voor hetgeen het administratief [189]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1963 | | pagina 12