Zoals te verwachten was, komen de door Fox gesignaleerde dorsale notities ook voor op vele bescheiden in dit restant-archief. Bovendien echter trof ik hierin een aantal stukken aan, waarvan het handschrift sterk geleek op dat van de bewuste notities, hetwelk deed vermoeden, dat zij van dezelfde persoon afkomstig waren, die ook de dorsale notities gemaakt had. Ten einde hierover zekerheid te krijgen en in de hoop, dat deze stukken iets over de identiteit van hun schrijver zouden onthullen, werden zij aan een nader onderzoek onderworpen. In 1685 stierf Maria de Groot, een kleindochter van Willem de Groot, die de boekenkist met inhoud van haar vader Jan de Groot geërfd had. Haar weduwnaar Frederik Wolphert van Overschie (1655-1727) hield de kist een tijd in bewaring voor hun beider zoon Frans Jacob van Overschie, die de volgende eigenaar was. Daar de te onderzoeken stukken hoofdzakelijk bestonden uit genealogische aan tekeningen betreffende de familie Van Overschie en aanverwante families, lag het voor de hand om aan te nemen, dat een van deze twee Van Overschies de auteur was. Bij nadere beschouwing bleek, dat Frederik Wolphert van Overschie inderdaad voor een deel der stukken verantwoordelijk was zijn handtekening kwam voor op een fragment-genealogie. Verreweg de meeste aantekeningen echter moesten door een ander geschreven zijn, die blijkens het laatste daarop voorkomende jaar tal in 1742 nog leefde. Hoewel de twee handschriften slechts minimaal van elkaar afweken, was het na enige oefening toch mogelijk om in de meeste gevallen uit te maken van wie der twee schrijvers een bepaald stuk afkomstig was. Zo kwam ook vast te staan, dat de dorsale notities het werk waren van deze tweede persoon. Een bijdrage tot het vaststellen van diens identiteit was zijn in een merkwaardige spelling geschreven 'Extract-Ordonnanci van het Hofje van Graci', waaruit men mocht afleiden, dat hij iets te maken had met het Hofje van Gratie te Delft. De overeenkomst in handschrift maakte het voorts waarschijnlijk, dat de schrijver nauw verwant was aan Frederik Wolphert van Overschie. Van deze laatste waren in 1742 nog twee kinderen in leven, die beiden regent van dit hofje geweest zijn, namelijk Magdalena Elisabeth van Overschie en de reeds eerder genoemde Frans Jacob. De eerste stamde echter niet af van de De Grooten, daar zij voortkwam uit een tweede huwelijk van haar vader. Bovendien houden de genealogische aantekeningen zich voornamelijk bezig met het voorge slacht van Frans Jacob en van diens vrouw Johanna Magdalena Ingelby, zodat het meer voor de hand lag aan te nemen, dat zij door Frans Jacob en niet door zijn zuster geschreven waren. Het enige, dat tegen deze veronderstelling pleitte was, dat Frans Jacob dan in een kladstamboom zijn eigen geboortejaar onvolledig zou hebben ingevuld. Over dit bezwarende feit meende ik te moeten heenstappen bij de ontdekking dat Frans Jacob de schrijver was van een in 1735 te Delft verschenen boekje, waar van de verkorte titel luidt: 'Oiwd Niiws of volbragte belofte'.3 Dezelfde spelling, die bij de hierboven genoemde extract-ordonnantie was opgevallen en die ook op 3 Zie hierover Algemeen Nederlandsch Familieblad 1883/4 no. 75. [128] enkele andere aantekeningen te vinden was, vindt men hier in volle consequentie toegepast: 'vroiwen' voor 'vrouwen', 'moud' voor 'moed', 'siin' voor 'zien'. Dit maakte het vermoeden bijna tot zekerheid, dat Frans Jacob van Overschie aan sprakelijk gesteld moest worden voor de ordening van de stukken betreffende Grotius en de zijnen. Volledige zekerheid bracht een bezoek aan het Hofje van Gratie te Delft. In het archief van dit hofje, indertijd geinventariseerd door Jhr. Dr. D. P. M. Gras- winckel, bevindt zich een 'memoriaalboek',4 begonnen in 1701 door Frederik Wolphert van Overschie en voortgezet tot 1756 door zijn zoon Frans Jacob, blijkens diens eigen handtekening, die hier en daar in margine voorkomt. In deze voortzetting vinden wij het handschrift van de dorsale notities terug: aanvankelijk nog sterk gelijkend op dat van zijn vader, later steiler en meer gedrongen, tot de schrijver in 1756 de pen niet goed meer heeft kunnen hanteren het schrift is dan heel beverig geworden. David Graswinckel, echtgenoot van Elisabeth Chris tina van Slingelandt, kleindochter van Frans Jacob, volgde hem toen op als regent en maakte nog enige aantekeningen in het memoriaalboek. Aan deze David schonk Frans Jacob in 1760 een fraai verlucht familiewapenboek, thans in het bezit van Jhr. Mr. D. P. M. Graswinckel, de tegenwoordige regent van het hofje, die mij het raadplegen van het archief heeft mogelijk gemaakt en bovendien zo vriende lijk was mij dit wapenboek enige tijd te leen te geven. Ook dit wapenboek is begonnen door Frederik Wolphert van Overschie en voortgezet door zijn zoon, zodat men ook hierin de twee zo op elkaar gelijkende handschriften goed kan bestuderen. Blijkbaar hebben de genealogische voorstu dies, die zich in het Van Boetzelaerarchief bevinden, dit boek als resultaat gehad. Van de door Frans Jacob ondernomen ordening van de collectie Grotiana is echter niet veel meer over. Toch zal misschien een enkele keer een door hem ge maakte dorsale aantekening kunnen leiden tot vaststelling van de herkomst van een stuk, of tot reconstructie van verloren gegane stukken. E. P. Polak-de Booy 4 Archief van het Hofje van Gratie no. B 2. [129]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1962 | | pagina 4