Studiedagen voor Archiefambtenaren 1962 durende gekrakeel rondom de Teyler-miljoenen is te bekend om breedvoerig op te halen. We hebben er echter nog meer. Daar zijn de echte of vermeende erfge namen van Franz Valinlin Emmerich, die, 2200 in getal, verspreid over de gehele wereld, menen met zijn allen 750.000.000 te verdelen te hebben. En daar is de Demhinsky-erfenis, tweehonderd miljoen dollar bedragend. En de nalatenschap van Arnold Grüter, in leven (tijdens de achttiende eeuw) markies van Lede. Die nalatenschap bestaat uit kastelen, landgoederen, huizen, boerderijen. Een vereni ging van erfgenamen wil het geheel verdelen. Ook de miljoenen van de Friese Oene van Teyens (negentig miljoen gulden) zouden niet te bestemder plaatse zijn gekomen. Als het tenminste allemaal waar is van dat geheime testament. Dan hadden we een paar jaar geleden de Labradorzaak. Een vereniging van mensen met Portugees-joodse namen meende dat het gehele gebied, dat op het ogenblik Labrador heet, hun eigendom was. Ook de Thierystichting duikt af en toe in het nieuws op. En laten wij de erfenis van de Zwitser Joseph Mayer niet vergeten: niet minder dan twee miljoen Engelse ponden. In al deze zaken zijn er mensen die aanhoudend in stambomen klimmen, die archieven uitpluizen, leuke dingen ontdekken, maar daar nauwelijks belangstelling voor hebben. Het gaat hen erom eindelijk het afdoende bewijs te vinden, dat er een berg goud ten onrechte nog niet onder de rechthebbenden is gedistribueerd. Die rechtheb benden groeien steeds in getal en betalen hun contributies aan de verenigingen. Met dat geld kan dan weer verder worden gezocht. In doopregisters, in inventari saties van familiestukken, in poortersakten en in nog veel meer. Intussen wordt ook af en toe berekend hoe groot de buit nu weer is. Want de som waarom het gaat, groeit steeds en wel volgens de ingewikkelde wetten van de samengestelde interest. Heel boeiend allemaal. Generaties van erfgenamen beleven er hun ge noegen aan en vinden een passende vrijetijdsbesteding. Correctie: op p. 121, 4e regel van onderen dient gelezen te worden 'aanvulling' i.p.v. bladvulling. Afgesloten op 22 oktober 1962 [166] Inleiding Na een onderbreking in 1961 zijn dit jaar wederom studiedagen voor archiefambte naren gehouden en wel op 23 en 24 oktober. Een groot aantal archivarissen ruim 100 nam aan de vergadering in Pulchri Studio deel. Het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen was vertegenwoordigd door de heer F. Hin- richs, hoofd van de onderafdeling Archiefwezen en Geschiedenis. Het thema van de besprekingen was ditmaal de kerkelijke archieven. In zijn openingswoord heette de algemene rijksarchivaris een tiental Belgische collega's welkom. Hij sprak er zijn voldoening over uit, dat de studiedagen na een jaar van stilstand nu weer konden plaatsvinden en dat het onderwerp zo goed aansloot bij het hedendaagse oecumenisch streven. De eerste spreker was prof. dr. Et. Sabbe, algemeen rijksarchivaris van België te Brussel. Hij sprak over de Belgische archiefwet van 24 juni 1955 en haar toepas sing op de kerkelijke archieven. Na een algemeen inleidend woord over de totstand koming en de inhoud van deze wet wijdde de spreker de nodige aandacht aan de hierin opgenomen bepalingen omtrent de inspectie van archieven van openbare instellingen. Hieronder worden namelijk in België mede begrepen de kerkfabrieken en de seminaries. Overleg met de kerkelijke autoriteiten heeft tot resultaat gehad, dat de mogelijkheid werd geschapen vele kerkelijke archieven in bewaring te ne men. De inspecteurs, die de algemene rijksarchivaris ter zijde staan, hebben voor de 9 rijksarchiefdepots reeds de archieven van circa 400 parochies weten te ver werven. Deze deponeringen betekenen dus centralisatie der kerkelijke archieven. Vervolgens ging de spreker uitvoerig in op de vraag: centralisatie of decentrali satie. Na het voor en tegen van beide standpunten tegen elkaar te hebben afge wogen, kwam hij tot de conclusie, dat centralisatie het meest gewenst is. De hier voor noodzakelijke uitbreiding van personeel bij de rijksarchieven is tot stand ge komen. Thans bestudeert men nog de mogelijkheid om een aantal streekrijks- archiefdepots op te richten. Na afloop van de voordracht informeerde dr. M. P. van Buijtenen naar de be voegdheid verplaatsing van kerkelijke archieven naar het buitenland tegen te gaan. Prof. Sabbe antwoordde, dat hoewel deze bevoegdheid ontbreekt, hiervoor toch geen gevaar bestaat, gezien de wens van de kerkelijke autoriteiten in België om hun eigendomsrechten te handhaven. Op een vraag van drs. C. Dekker ant- [167]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1962 | | pagina 23