voor het al of niet bewaren van archiefstukken. Wat onze voorouders in dit op zicht belangrijk vonden (denk maar eens aan de franse selectieactiviteiten na 1789), is vaak iets anders, dan wat onze generatie denkt, en het nageslacht zal er weer anders over oordelen. De hedendaagse historische wetenschap heeft een veel ruimer veld van onderzoek dan die van 100 jaar geleden. Een archivaris zou helderziend moeten zijn om deze toekomstige uitbreiding te kunnen bevroeden. II. Niet een deductieve beoordeling, afdalend van abstracte historische beginse len naar een uniforme toepassing, maar een meer inductieve beoordeling, door kennisneming van de bijzonderheden van elk geval, in het kader van de organi sche en functionele structuur van het desbetr. orgaan en de daarmede correspon derende andere overheidsorganen bepalen de toekomstige blijvende waarde van de archiefbescheiden, zowel voor de administratie als voor de wetenschap. Bij deze beoordelingswijze wordt in aanmerking genomen: 1 de positie van de afdeling of afdelingen in de administratieve hiërarchie, daar hiervan vrnl. de waarde van de stukken afhangt. 2 het karakter van de functies, van de afdeling of afdelingen. 3 het karakter van de activiteiten voortvloeiende uit een gegeven functie. De beoordeling van de waarde der stukken naar hun organisch-functionele her komst brengt mede, dat de inrichting van een lijst van voor vernietiging in aan merking komende stukken in de praktijk steeds een daarop gebaseerde indeling vertoont en dat de omschrijving der stukken zoveel mogelijk de aanduiding van het formele kenmerk van het stuk vermeldt, b.v. verslagen, notulen, overeenkom sten enz. om daarmede de soort der daarin neergelegde activiteiten aan te duiden. III. In het algemeen kan worden gezegd, dat algemene vernietigingsregelingen al leen doeltreffend zijn als zij gelden voor de stukken van instellingen die een gelijk doel nastreven, b.v. gemeenten. IV. In het algemeen is een selectie door middel van het doorbladeren en lezen van alle stukken onbruikbaar. V. Bewaard dient te blijven al wat van algemene aard is, betrekking heeft op algemene maatregelen, voorname gebeurtenissen of ingrijpende handelingen van publieke lichamen. Zo dienen bewaard te blijven het meest centrale regeringsar chief, het Kabinet van de Koningin, de stukken betr. de wetgeving en de beleids- vaststelling, notulen, besluiten en verslagen; de vastlegging der rechtsfeiten van individuen (burgerl. stand), onroerende goederen (kadaster), rechtshandelingen (not. archieven), rechtspersonen (Min. v. lustitie). VI. Het incidentele, de toepassing op de bijzondere gevallen kan voor vernietiging vatbaar zijn. Voor een nadere onderscheiding (selectie) dezer categorie bedient men zich van het vermoeden, dat de gevallen van belangrijke of ernstige aard, volgens enige formeel criterium vast te stellen, groter kans bieden op historisch belang dan de dagelijkse kleinigheden. Daar het voor de archivaris veelal zeer moeilijk is aan te geven welke die gevallen zijn, dient hierbij de hulp ingeroepen te worden van degenen, die de zaken zelf behandeld hebben. Een voorbeeld van de vaststelling van een formeel criterium is het door de ministers van Justitie en O.K.W. ge- geven voorschrift, dat dossiers van strafzaken, waarbij het O.M. veroordeling tot vrijheidsstraffen van meer dan een jaar heeft geëist, niet vernietigd mogen wor den. Een voorbeeld van medewerking van de behandelende ambtenaren bij de beoordeling van wat belangrijk is, is de registratie bij het departement van Justitie in een centraal documentatieregister van die dossiers, die belangrijke zaken in houden. VII. In het algemeen kunnen alle stukken vernietigd worden, die ook elders be waard worden en goed toegankelijk zijn, of waarvan het voornaamste van de in houd te vinden is in een verzamelstuk. VIII. Vrijwel alles wat de comptabiliteit betreft kan na het verstrijken van de wettelijke verjaringstermijnen worden opgeruimd. IX. Hetzelfde geldt voor de personeelsadministraties beneden een bepaald niveau, met dien verstande, dat een centrale registratie, zoals b.v. de stamboekkaarten van defensie, behouden dienen te worden. Hierboven heb ik uiteengezet hoe de niet van blijvende waarde zijnde stukken slechts door middel van lijsten of incidentele machtiging tot vernietiging kunnen komen. Het maken van deze lijsten is nu krachtens art. 21 j° art. 25 voor de departementen verplicht gesteld binnen een bepaalde termijn. Het is in dit verband goed erop te wijzen, dat dit in de praktijk medebrengt, dat het initiatief tot het opmaken van een lijst doorgaans uitgaat van de zijde van de departementen, in de meeste gevallen van de daaraan verbonden hoofden pos en archiefzaken. De totstandkoming van een lijst is altijd het resultaat van overleg van genoemde hoofden met de leden van de administratieve eenheden waaruit de stukken afkomstig zijn en een vertegenwoordiger van de rijksarchiefdienst. Dit overleg kan geschieden en geschiedt ook meestal doordat het hoofd post- en ar chiefzaken adviezen bij de twee andere belanghebbenden inwint. Het kan echter ook in commissieverband plaatsvinden, waarbij de verschillende aspecten van het te behandelen archief eerst worden toegelicht, waarna men een plan opstelt om op de meest efficiente manier tot een lijst te komen. Gebleken is, dat aan de tweede methode de voorkeur dient gegeven te worden, zeker als het gaat om de opstelling van een lijst voor een geheel departement of een belangrijk deel daarvan. Men kwam dan uiteindelijk tot een sneller en bepaald verder reikend resultaat, door de sterkere doorlichting van het desbetr. archief, waarbij de aanwending van de gemeenschappelijke ervaring en kennis van alle betrokkenen, ook die van de archiefdienst, zeker een niet te verwaarlozen rol heeft gespeeld. Laatstgenoemde dienst beschikt immers over een gevarieerde en geconcentreerde kennis en ervaring ten opzichte van de kwestie van bewaren en vernietigen, daar hij zich steeds weer gesteld ziet voor de opgave alle vernietigings- voorstellen van een groot aantal overheidsdiensten onder de loupe te nemen. Bo vendien doet deze kwestie zich niet alleen voor t.a.v. nog onder de administraties berustende archieven. Ook bij de archiefdienst is in de loop van de jaren een grote verscheidenheid van archieven binnengekomen, die op dit punt voor be werking in aanmerking kwamen. Het zou mijns inziens derhalve aanbeveling ver dienen het tot nu toe in het algemeen gebruikelijke systeem, dat alleen een door [79] [78]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1962 | | pagina 9