aanvangende archief van het Hof van Holland. Om genoemde series te hanteren was de ontsluiting door indices en klappers onontbeerlijk. Naarmate de papieren neerslag naar omvang steeds groter en naar inhoud ge varieerder werd, moest de gedachte wel opkomen een indeling van de stukken naar onderwerpen en/of zaken te ondernemen. Gelede series naar 'respecten' of onderwerpen (rubriekenstelsel) kwamen tot volle ontwikkeling, maar daarnaast en tegelijkertijd ook zaaksgewijze ordeningen zoals die in de loket- en secrete kas van de Staten Generaal en in de loketkas van de Staten van Holland. Het privé archief van de Fagels (griffiers van de Staten Generaal) sloot geheel aan op de onderwerpsverdeling en zaaksgewijze onderver deling van de loketkassen der Staten Generaal. Waar het vorstelijke absolutisme of revolutionaire omwenteling een rationele nieuwe opbouw van het bestuur mo gelijk maakten of afdwongen, zoals in Pruisen in de 17e en 18e eeuw, en in Frank rijk na 1789, zien we deze ontwikkeling zich nog consequenter voordoen. Het is vooral op het conl'nent, dat de geleding naar dossiers tot ontwikkeling kwam. Waar de dossiervoering is ingevoerd, heeft het voor zijn ontsluiting, overeenkom stig de index bij de serievorming, een dossier, de registratuurplan, waaruit blijkt op welke plaats de dossiers betr. een bepaald onderwerp of bepaalde zaak zijn te vinden. Het spreekt haast vanzelf, dat dossiers slechts daar werden geformeerd, waar de speciale aard der stukken dit toeliet. Waar dit niet het geval was, omdat b.v. een en hetzelfde stuk meerdere onderwerpen behandelt, daar bleef het (aan vankelijk), ook indien het dossierstelsel was ingevoerd, voor deze stukken bij de seriegeleding. Terwijl men zeggen kan, dat de dossiervorming in het algemeen aan de behoeften der moderne administratie wel het beste beantwoordt, is daar mede nog geenszins gezegd, dat ze ook voor het doel van het wetenschappelijk onderzoek steeds het voordeligst is. Dat hangt geheel af van de eventuele vraag stelling. Bij de behandeling van historische lengtedoorsneden, b.v. de betrekkingen van dan tot dan, de samenhang in de buitenlandse of binnenlandse politiek over langere perioden, vormen series bijzonder welkome bronnen. Omgekeerd zullen dwarsdoorsneden, b.v. schilderingen van speciale toestanden, sociale, economische en rechtshistorische monografieën, kortom alle onderzoek naar speciale onder werpen het gemakkelijker hebben, als ze te maken krijgen met bronnenmateriaal in dossiervorm. Voor ieder onderzoek, of het nu historisch of administratief is, is het in ieder geval van belang, dat een archief goed en consequent is opgebouwd. Om hiertoe te komen is soms het dossierstelsel (grote organen), soms het serie stelsel (commissies) en soms een rubriekenstelsel (comptabele administratie) of combinatie van deze stelsels gewenst. In bepaalde gevallen kan het gebruikte stelsel voordelen bieden i.v.m. de vernietiging. Zo kon b.v. bij de belastingdienst de serie memories van successie' in zijn geheel worden bewaard en de rest vernie tigd worden. Over de betekenis van het dossiersysteem voor het selectieproces heeft de bekende rechtshistoricus Fockema Andreae, die zich als archivaris gedurende enige tijd intens met het selectieprobleem heeft beziggehouden, zich als volgt uitgelaten in een artikel in het Ned. Archievenblad 1947: 'het dossiersysteem is door zijn opzet beter geschikt voor uitlichting van vernietigbare bestanddelen dan het serie-stelsel, als men tenminste dadelijk met de kenmerking van vernietigbare bestanddelen rekening houdt, b.v. door aflegging in aparte mappen kenbaar door speciale kleuren'. In de praktijk blijkt aan deze laatste conditie echter vrijwel nooit te zijn voldaan. Normen en procedures Overheidsarchieven hebben twee soorten van waarde: 1 een primaire waarde van voorbijgaande aard voor het orgaan van oorsprong; 2 een secundaire waarde van blijvende aard voor de overheid, de justiciabelen en de wetenschappelijke onderzoekers. De vraag is nu welke normen gehanteerd moeten worden bij de beoordeling van de waarde van bescheiden. Gesteld kan worden, dat de beoordeling van de primaire waarde in eerste in stantie voor rekening dient te komen van de administratie, wat natuurlijk niet wegneemt dat een archiefinstelling, als dienst van de overheid, wiens waardevolle stukken het beheert, zich eveneens dient bezig te houden met de primaire waarden en dit temeer, daar het geen uitzondering is, dat overgebrachte archieven nog regelmatig moeten worden geraadpleegd door de administratie, of dat zij nog stukken bevatten, die van geen enkele waarde zijn. In principe is het echter zo gelegen, dat de overheidsarchieven in een archiefbewaarplaats worden bewaard vanwege hun secundaire waarde, die een constante is en een ander doel dient dan dat, wat de administratie voor ogen heeft. Het is deze secundaire waarde waarop thans nader zal worden ingegaan. De archivarissen van verscheidene landen hebben beproefd normen te formuleren volgens welke zij de waarde van archiefbescheiden zouden kunnen beoordelen. Deze normen dienen dan als richtlijnen om door te sturen tussen de verraderlijke zandbanken van het waarderingswerk. Deze normen kunnen nooit zeer nauw keurig zijn en zij mogen nimmer worden beschouwd als absoluut of definitief. Zij moeten steeds worden toegepast met kennis van zaken en gezond verstand. Ik zal trachten U in het kort een overzicht te geven van de ontwikkeling op dit punt in het buitenland en in Nederland. Frankrijk Toen in Frankrijk in 1789 de eerste nationale archiefinstelling werd opgericht, was het belangrijkste probleem, waarmede men werd geconfronteerd het probleem van de waardebepaling der van overal aangevoerde oude stukken. De vóórrevolu tionaire stukken hadden hun belang voor bestuurs, fiscale, wettelijke, burgerlijke en andere doeleinden veelal verloren. De instellingen, rechten, privilegiën waarop ze betrekking hadden waren voor het grootste deel vernietigd. Bij het decreet van 25 juni 1794, dat vaststelde, dat de overheid verantwoordelijk was voor de zorg voor de publieke stukken, werd de taak van de bepaling der [71 [70]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1962 | | pagina 5