Vliet niet alleen belangstelling maar ook grote waardering. Zowel historici als historisch-geografen zullen er een rijke schat van gegevens in vinden, die aanlei ding zouden kunnen zijn voor vergelijkende studies. Voor niet-deskundige belang stellenden is het eveneens een leesbaar boek geworden, hetgeen ook in de bedoe ling van de schrijfster lag. Het boek op al zijn mérites te beoordelen is moeilijk, vooral voor iemand die niet-juridisch geschoold is. Van historisch en historisch-geografisch standpunt uit kan echter geconstateerd worden, dat aan dit werk een gedegen studie ten grond slag ligt. Veel onuitgegeven archivalia uit het oud-archief van het Lekdijkscollege, in hoofdzaak resolutieboeken, daarnaast ook stukken uit het Rijks- en Gemeente archief te Utrecht, werden aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. Boven dien werd een omvangrijke litteratuur verwerkt. Het boek omvat drie afdelingen. Na een ca. 100 bladzijden tellende Inleiding volgt de hoofdschotel: de periode van 1537 tot 1795, terwijl de derde afdeling als besluit de hoofdlijnen weergeeft van 1795 tot heden. In de Inleiding komen achtereenvolgens aan de orde: een geografische oriënte ring; feiten uit de geschiedenis der dijkage en vervolgens de geschiedenis van het Lekdijksbeheer vóór 1537. Dit alles vormt een kritische samenvatting van ge gevens, welke reeds in druk zijn gepubliceerd. Wat de geografische gesteldheid betreft moest een beeld worden geconstrueerd uit talrijke elkaar weersprekende geschriften; op zich zelf al een verre van een voudige taak. Schr. heeft de zienswijzen van oudere en nieuwere auteurs met een gezond oordeel tegen elkaar afgewogen, daarbij ook gebruik makend van de re cente uitkomsten der bodemkundige onderzoekingen, die van Wageningen uit hebben plaats gehad. Aan de geografische beschouwingen is ook een kaart toege voegd en wel een fragment van de kaart van Bernard du Roy (1695), waarop de begrenzing van de Ring van de Lekdijk Bovendams is weergegeven zoals deze van omstreeks de 13e eeuw tot op heden heeft stand gehouden. In het historisch gedeelte van de Inleiding schetst schr. o.a. de invloed van Holland op de zorg voor de Lekdijk. Dit gewest had immers ook groot belang bij een goede gang van zaken in dit opzicht. De Hollandse graaf Willem III moet als de promotor van het huidige hoogheemraadschap worden beschouwd. Lange tijd zijn de bemoeiingen van Holland met de Stichtse waterstaatszaken vrij inten sief geweest, vooral in kritieke perioden. De Lekdijk Bovendams is herhaaldelijk met subsidies van Holland verhoogd en verzwaard. De Ordonnantie van 1537, waarbij een nieuwe dijkbrief werd uitgevaardigd, die a.h.w. de grondwet voor dit waterschop bleef tot in de 19e eeuw, luidt een nieuwe periode in, die schr. zeer uitvoerig heeft behandeld. Achtereenvolgens worden be schouwingen gewijd aan de inrichting van het dijksbestuur, de jurisdictie van het Lekdijkscollege, de taakverrichting in gewone omstandigheden, de ambtenaren en hun taak, het recht van aardhaling, de souvereiniteitsrechten over de Lek, de ge ërfden, de dijkplichtigheid, de Lekdijksgelden, het dijkleger. Het zijn alle interes sante facetten van de waterstaatsgeschiedenis. Belangwekkend zijn o.m. de be schouwingen omtrent de dijkverdeling, waarbij van verschillende principes werd [112] uitgegaan. Er kon een nauw verband worden gelegd met de ontginningsgeschie denis van het aangrenzende gebied en de daarmee samenhangende verkavelings patronen. In tegenstelling tot die gedeelten van de dijk, waar het z.g. erfdijkprin- cipe gold (waarbij de breedte de grootte van de dijkslag bepaalde), treft men in de jongere ontginningsgebieden, zoals onder Schalkwijk en Langbroek, de meer billijke vredeling van het morgen-morgensgelijke beginsel aan. Wij willen hier ook nog wijzen op de belangrijke hoofdstukken gewijd aan het zeventuig, het boezemrecht en de spadesetting. Een achttal bijlagen (dijkbrieven, commissiebrieven, de oudst-bekende hoefslag- lijst, schiercedullen, schouwbiljetten, enz.) en een beknopte index besluiten dit proefschrift, dat op de bekende, keurig verzorgde wijze door Van Gorcum Comp. N.V. werd uitgegeven. Een enkele technische opmerking moet ons echter van het hart. Slaat men n.l. in het handels-exemplaar de Inhoudsopgave op, dan zal men tevergeefs zoeken naar het daar aangekondigde 'Woord vooraf', dat tra ditioneel aan de dissertatie wordt toegevoegd. In de voor de handel bestemde exemplaren zou dit dus ook uit de Inhoud moeten worden geschrapt. De voetnoten zijn telkens zó gezet, at deze op twee naast elkaar gelegen bladzij den even veel ruimte in beslag nemen. Esthetisch moge dit verantwoord zijn, maar het werkt storend als men al lezend de noot niet aan de voet van dezelfde bladzijde vindt, zodat de aandacht meer dan strikt noodzakelijk wordt afgeleid. M. K. E. Gottschalk Mr. S. 3. Fockema Andreae F. J. L. Berkenvelder, Groninger Plakkaatboek 1594-1848. Lijst van uit- en inwendige rechtsvoorschriften de provincie Gronin gen rakende, van doorlopend of geschiedkundig belang, van de Reductie der stad in 1594 tot de instelling van het Provinciaal Blad in 1849. N.V. Erven P. Noordhoff. Groningen 1961. Verzamelingen van plakkaten en ordonnanties kunnen vaak een afwerende en niet erg toegankelijke indruk wekken, wanneer men geen betrouwbare gids heeft die in deze materie de weg wijst. Men kan voor het samenstellen van een derge lijke gids verschillende wegen bewandelen: enerzijds is er de zeer uitvoerige be werking der 18e eeuwse plakkaatboeken, en anderzijds laat het zich indenken dat een beknopt gehouden overzicht, gelijk hier geboden wordt, voor het gebruik in de praktijk meer mogelijkheden biedt. Beknopt is het werk met zijn lange ondertitel in tweeërlei opzicht. Vooreerst is de redactie van de inhoud der afzonderlijke plakkaten bijzonder kort en bondig, men zou kunnen zeggen dat er geen letter te veel in staat. Aan de andere kant is bij het opnemen der plakkaten niet naar volledigheid gestreefd. Zaken van zuiver administratief belang zijn nl. weggelaten en daardoor ontbreken hier de meeste muntvoorschriften, belastingverordeningen en als regel de enkel voor de stad Groningen bestemde plakkaten van de stadsregering. Het is duidelijk, dat bij een werk dat als overzicht is opgezet, enige beperking welhaast onontbeerlijk is. De (chronologische) lijst van plakkaten wordt voorafgegaan door een voorwoord [113]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1962 | | pagina 26