ledige bibliografie van welker mogelijke omvang men zich overigens nauwe lijks een voorstelling kan maken, gezien wat hier reeds als 'overzicht' wordt ge presenteerd. Juist omdat streven naar volledigheid hier gelijk zou hebben gestaan met voorbijschieten van het doel, getuigt het allereerst van wijsheid, dat de auteur zich deze beperking heeft opgelegd. Het getuigt bovendien van moed, omdat een selectie uiteraard altijd subjectief is en de auteur het met zijn keuze 'wat wel en wat niet nooit iedereen geheel naar de zin kan maken. Vooropgesteld dus, dat behalve deze wijsheid en moed ook het resultaat alle lof verdient, mogen hier' dan misschien toch een paar kanttekeningen worden gemaakt, die niet als aanmerkin gen, maar slechts als mogelijke aanvullingen bedoeld zijn. Een hoofdstuk over de archieven zou men eigenlijk in een bibliografie niet zoeken; dat zo'n hoofdstuk toch is opgenomen en zelfs voorop gaat, kan men van een oud-archivaris wel anders verwachten? Oude liefde roest ook hier niet en wij kunnen er alleen maar dankbaar voor zijn, ook al worden van de hier te lande aanwezige archieven, die voor de koloniale geschiedenis van vóór 1800 van be lang zijn, alleen die van de Oost- en Westindische Compagnieën genoemd en dan nog in bewoordingen (all sources'), die bij niet beter geïnformeerde buitenlanders het misverstand kunnen oproepen, dat dit inderdaad alles is. In het voorwoord (blz. 2) wordt speciaal de aandacht gevestigd op het belang van onze archieven voor de geschiedenis van Zuid- en Oost-Azië van ongeveer 1640 tot 1740 en op de buitenlandse belangstelling daarvoor, welke accentuering blijkbaar het hoofd stuk over de archieven heeft beïnvloed. Maar in dit verband kunnen wij dan evenzeer denken aan de actuele belangstelling uit b.v. de Verenigde Staten en Brazilië voor hetgeen hier te lande aan archiefmateriaal over deze gebieden te vinden is en deze gedachte komt dan wel wat weinig tot haar recht. Overigens wordt van onze collega's van het Algemeen Rijksarchief terecht getuigd, dat 'all foreigners may be assured of the greatest possible cooperation' en zij zullen hun bezoekers uit alle delen der wereld dan wel tevens opmerkzaam maken op b.v. de liassen Oost- en West-Indië van de Staten-Generaal en hen eventueel verwijzen naar het rijksarchief in Zeeland (o.a. voor de Middelburgsche Commercie Compag nie), de notariële archieven van Amsterdam en Rotterdam en (voor kerkelijke zaken) de archieven van de Hervormde classis van Amsterdam en van de Lutherse gemeente aldaar. Dat de oude archieven van de Westindische koloniën volledig naar het A.R.A. zijn overgebracht, is letterlijk juist, maar dat de archieven van Nieuw-Nederland bij het verlies der kolonie mede in vreemde handen zijn geraakt, bleef onvermeld. De bibliografische paragraaf over Nieuw-Nederland lijkt trouwens ook iets te ma ger uitgevallen, hier zij nog de aandacht gevestigd op de vijftiendelige 'Documents relative to the colonial history of the State of New York', de 'Laws and ordinan ces of New-Netherland 1638-1674' door E. B. O.'Callaghan, en E. T. Corwin's 'Ecclesiastical records of the State of New York' in zeven delen; dit laatste als Amerikaans pendant van de op blz. 74 genoemde 'Bouwstoffen voor de geschie denis der Ned.-Geref. kerken in Zuid-Afrika' door C. Spoelstra, en eveneens uit het archief van de classis Amsterdam geput. [110] Het gezegde, dat de kritiek gemakkelijk is, maar de kunst moeilijk, geldt zeker niet in de laatste plaats voor het bibliografische genre, waaraan prof. Coolhaas zijn noeste arbeid heeft gewijd; laten deze weinige kanttekeningen dan ook niets afdoen aan het feit, dat hij heeft getoond de kunst ten volle meester te zijn. W. J. van Hoboken Mr. J. H. de Vey Mestdagh, Archief der familie de Vidal de Saint Germain. Uitgave van de Vidal de Saint Germain Stichting nr. 2, 1961, XVI 184 p. Deze inventaris van het familie-archief de Vidal de Saint Germain is met zorg samengesteld door een afstammeling in vrouwelijke lijn. De uitvoerige inleiding geeft een merkwaardig beeld van de mogelijkheden tot een snelle sociale stijging van een geslacht. De Franse officier, Gabriel Vidal de Saint Germain, van nu althans geheel onbekende herkomst, trouwt omstreeks 1764 met de dochter van de Waalse organist te Maastricht. Hun enig kind, later als gouverneur van de van Rechterens naar het Noorden getrokken, huwt in 1806 de erfdochter van 't Reelaer, dat sedert 1783 aan de familie van Ittersum behoorde. Eige generaties lang zullen de Vidals op 't Reelaer blijven (verkocht 1911), nauw gelieerd aan de voornaamste Overijsselse geslachten. Het familie-archief gaat niet ver terug. Het bevat enkele 18de, maar voorname lijk 19de en 20ste eeuwse stukken. De bovengenoemde erfdochter van Ittersum bracht blijkbaar ook geen archief mee, of indien zij dit wel deed, moet het ver loren zijn gegaan. Wat thans echter nog als betrekkelijk recent en daarom mis schien wat minder belangrijk wordt beschouwd zal langzaam aan steeds meer betekenis krijgen voor de kennis van zeden en gewoonten. De inventaris bestaan uit 345 nummers, die zeer gedetailleerde beschrijvingen geven. Daarna vindt men op pag. 79-128 de genealogiëen van de familie de Vidal de Saint Germain en verwante geslachten. Ik noem als belangrijkste de Bel, van Ittersum, de Jonge van Zwijnsbergen, de Mathourné, van Rechteren, de Vey Mestdagh en van Voorst Vader, waarbij drie waarnaar men elders tevergeefs zoekt. Enkele aanvullingen het archief bleef niet altijd bijeen en zeer uit gebreide indices besluiten dit deel, dat in offset druk is uitgegeven. I. H. van Eeghen M. van Vliet, Het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams. Een onder zoek naar de beginselen van het dijkrecht in het Hoogheemraadschap, voor namelijk in de periode 1537-1795. Assen 1961. 670 blz. Deze rechtshistorische dissertatie werd geschreven op verzoek van het Lekdijks college. Ongetwijfeld zal het Hoogheemraadschap met grote voldoening dit om vangrijke, uitstekend bewerkte boek bij het verschijnen hebben begroet. Ook buiten de kring van onmiddellijk geïnteresseerden verdient het werk van Mej. van [111]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1962 | | pagina 25