Bladvulling
In memoriam Jonkheer Dr. B. M. de Jonge van Ellemeet
Kampman, dr. A. A. Archieven en bibliotheken in het oude nabije oosten. Handelingen
van het zesde wetenschappelijk Vlaams Congres voor boek- en bibliotheekwezen, 1940.
Mommers, A. R. M. Het vernietigingsvraagstuk. N.A.B. 1941/42, p. 21.
P Noordenbos. Overheidsdocumentatie, 7e dr. Samson, Alphen a/d Rijn, 1956.
Panhuysen, G. W. A. Het probleem van de schifting en de vernietiging der archiefbe
scheiden. N.A.B. 1958/59, p. 8.
Queguigner, J. Les triages et les éliminations. Stage International, Paris.
Rohr, W. Zur Problematik des modernen Aktenwensens. Archivalische Zeitschrift,
1958,' p. 74.
Ruys, L. J. Nogmaals het vernietigingsprobleem naar aanleiding van een rapport van
de Britse commissie 'Undepartemental records'. N.A.B. 1955/56, p. 102.
Santé, G. W. Archive und Verwaltung - historische Provenienz und Probleme der Ge-
genwart. Der Archivar, 1957, p. 7.
Santé, G. W. Gestaltenwandel der Archive - seine Krafte und seine Gefahren. Der
Archivar, 1958, p. 273.
Schellenberg, T. R. Modern Archives. Cheshire, Melbourne, 1956.
Smit, J. P. W. A. De beperking der gemeentelijke bescheiden. Weekblad 'De Gemeente
stem', 1922, nr. 3709.
Studiegroep voor beheersdocumentatie. Vernietiging van documenten. Niderpubhcatie
2e serie nr. 2. 1953. A
Studiekring Overheidsdocumentatie. De dossierordening, dossierbeschrijving en dossier-
gebruik. Vernietiging. Cursus I les V.
Wintersteyn, M. C. Weg met die papierrommel. T.E.D., 1960, p. 229.
Zimmerman, F. Wesen und Ermittlung des Archivwerts. Zur Theorie einer archivali-
schen Wertlehre. Archivalische Zeitschrift, 1958, p. 103.
Archives, orgaan der British Records Association, V no. 26, al dan niet een ons
niet onbekende Franse indringer indachtig, brengt onder het opschrift Postal
History de volgende behartenswaardige waarschuwing:
Owners of family papers and those whom correspondence of any kind has been
entrusted are warned against advertisements or direct requests for the purchase of
covers bearing early postal marks. The argument is often advanced that the removal
of the cover does not impair the value of the letter. This however is rarely true,
for the addressed and post-marked cover is part of the letter paper itself, while in
many cases the cover constitutes the only evidence of the name and address of
the recipient of the letter. Correspondence can be valuable for many subjects but,
if it is deprived of such vital evidence, it ceases to be of value, either to the histo
rian or from a money point of view.
Het vuur, de muizen en de tijd als archiefambtenaren
II n'est pas de meilleurs auxiliaires de l'historien que le feu, les souris et le temps,
qui choisissent pour lui, parmi les oeuvres d'une époque, celles qui devront passer
a la postérité.
D. Villey, Petite histoire des grandes doctrines economiques
(Parijs, 19462), blz. 207.
[82]
Kort voor het voltooien van zijn 81ste levensjaar, zondagmorgen 6 mei 1962,
werd Jhr. dr. B. M. de Jonge van Ellemeet onverwachts door God weggenomen.
In hem ging de laatste archivaris heen van de begaafde generatie, waartoe ook
wijlen Jhr. Martens van Sevenhoven, rijksarchivaris in de provincie Gelderland,
behoorde. Bonifacius Marinus de Jonge van Ellemeet werd 18 mei 1881 te Goes
geboren als zoon van Jhr. mr. Jan Willem Claude en Cornelia Digna Sprenger.
Hij trad te Middelburg op 8 maart 1907 in het huwelijk met Jkvr. Franqoise
Henriëtte Snouck Hurgonje, evenals hijzelf gesproten uit een oud-Zeeuws aan
zienlijk geslacht.
Jhr. De Jonge volbracht zijn juridische studie te Utrecht, alwaar hij onder leiding
van zijn hooggeschatte leermeester en persoonlijke vriend Prof. Jhr. dr. D. C.
Rengers Hora Siccama promoveerde. Het proefschrift, getiteld 'Geschiedkundig
Onderzoek naar den Rechtstoestand der Zeeuwsche Geestelijke Goederen van
1572 tot in het begin der 17e eeuw' (Zierikzee 1906), is typerend voor de persoon
van de schrijver: het is scherpzinnig en helder, maar beknopt. Men ziet dit ook bij
zijn latere meest zeer kort gehouden opstellen en inventarissen. Hij was afkerig van
geleerdheidsvertoon; hij hield er niet van om zijn opstellen en inventarissen met
vele beschouwingen en aantekeningen 'aan te kleden'. Ook leek hem de tijd te
kostbaar om zich in kleinigheden te verliezen.
Na een tijd als volontair werkzaam geweest te zijn aan het rijksarchief in Zeeland,
waar destijds de latere algemene rijksarchivaris (Prof.) mr. R. Fruin de leiding
had, werd Jhr. de Jonge bij K.B. van 24 februari 1908 aangesteld als adjunct
commies (chartermeester) aan het rijksarchief in Utrecht in de plaats van dr. S. A.
Waller Zeper, die naar het rijksarchief in Friesland was vertrokken, en wel met
ingang van 1 maart. In Zeeland had hij zich verdienstelijk gemaakt door o.m. de
inventaris te voltooien van het archief van het Provinciaal College van Toezicht
op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Ned. Hervormde gemeen
ten in Zeeland. Met dr. E. Wiersum bewerkte hij de 'Rechten van Schouwen en
Duiveland' (verschenen in: Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot
Uitgaaf van de bronnen van het Oude Vaderlandse Recht, V, blz. 443-661).
Zijn nieuwe chef, de vermaarde Utrechtse rijksarchivaris mr. S. Muller Fz., be
trok hem o.a. bij de bewerking van de regesten van het archief der bisschoppen
[83]