de decreten door de nieuwe Belgische polderwetgeving vervangen. Maar ook nu
nog dient de Polder van Sint-Albert twee heren; volgens de Nederlandse wetgeving
is hij gerangschikt onder de Internationale polders1 de huidige dijkgraaf is
Nederlander, de ontvanger-griffier Belg en zodoende is hij t.a.v. zijn archief
mede object van de controle van de inspecteur der gemeente- en waterschaps
archieven in Zeeland. Het was mij dan ook aen verrassing de inventaris te mogen
ontvangen, en een vreugde deze hier te kunnen aankondigen.
Overeenkomstig bovengenoemde twee-eenheid heeft de bewerkster haar inven
taris in twee afdelingen verdeeld, archief der heerlijkheid en archief van de
polder. Dat van de eerste valt weer, na enig voorwerk, in twee grote afdelingen
uiteen, overeenstemmende met resp. de bestuurlijke en de rechterlijke bevoegd
heden. In het besutur nemen de financiën de hoofdplaats in; de rechterlijke be
scheiden hebben betrekking zowel op vrijwillige als op contentieuse jurisdictie. De
ontvanger had een eigen archief, dat thans nagenoeg is verdwenen. Dit deel loopt
over de jaren 16141796. Mevr. C. zegt, gezien het weinig ingewikkelde karakter
van dit archief ten rechte, dat de ordening ervan, met één uitzondering, weinig
moeilijkheden bood. Deze ligt in de bovengenoemde verdeling van het grondge
bied der heerlijkheid van 1664 in Koningsbodem en Statenbodem, tengevolge
waarvan een aanpassing van het financieel bestuur moest worden doorgevoerd en
afzonderlijke belastingen werden geheven op het deel der heerlijkheid, dat onder
de Verenigde Provinciën ressorteerde. Slechts één aanmerking moet mij voor dit
deel van de inventaris uit de pen: m.i. zou het aanbeveling hebben verdiend te
beginnen met het begin en met nr. 4, het oprichtingsoctrooi van 1614, als nr. 1
de inventaris te openen. En zouden de nrs. 13, inventarissen, opgemaakt resp.
in 1713, 1729 en 1881 (deze laatste 'posthuum') niet beter achter nr. 14 bij 'al
gemeen bestuur' zijn geplaatst?
Bij het polderarchief wordt ook met oude inventarissen (nr. 753) begonnen en
hadden wij, als bij het heerlijkheidsarchief, i.p.v.: Algemeenheden, gaarne: Oc
trooien als titel gezien. Deze inventaris loopt over de jaren 16101922; het
archief berustte tot 1959 onder het polderbestuur, toen het aan het rijksarchief te
Gent werd overgedragen. De voornaamse hoofdstukken van deze inventaris zijn
'bestuur' onderverdeeld in algemeen bestuur, belastingen, werken en rekenin
gen en 'processen' (over suatie uiteraard).
Wij eindigen deze bespreking met de wens, dat de arbeid van mevr. C., zo mo
gelijk met bovengenoemd amendement, navolging moge vinden.
W. S. Unger
Inventaris van het oud-archief der stad Woudrichem en van de daarbij gedepo
neerde archieven door H. J. H. Bossink, z.p., 1959.
Sedert de knellende banden van de Vestingwet zijn geslaakt fleurt Woudrichem
1 In de Nederlandse nomenclatuur staat deze als Groot-of-Oude-St-AlbertpoIder be
kend. Groot omdat op Nederlands grondgebied de aangelegen Kleine St.-Albert of
Sas van Gent-polder, ingedijkt in 1805, bestaat. Vermoedelijk is toen, als tegenstelling
met deze nieuwe h.t.l., de andere grote genoemd.
[52]
op. Buiten de wallen zijn nieuwe wijken verrezen en een indrukwekkend uitbreE
dingsplan wordt thans uitgewerkt. Ondanks deze beslommeringen wordt het oude
cultuurbezit niet verwaarloosd. Het Raadhuis en enige woonhuizen zijn reeds
gerestaureerd, de imposante kerktoren wordt hersteld, andere oude gebouwen
zullen spoedig onderhanden genomen worden. Ook het oud-archief heeft van dit
voortvarende beleid geprofiteerd. Het gemeentebestuur was zo gelukkig in de heer
Bossink iemand te vinden die het geduld en de liefde heeft om in een massa oud
papier orde te scheppen. Het oud-archief was vermengd met een grote hoeveelheid
19e-eeuwse bescheiden en het bestaat voor meer dan 80 uit losse stukken. Dit
heeft de inventaris een sterk gedetailleerd karakter gegeven. Hier en daar zou iets
besnoeid kunnen worden: nr. 15 hoort bij nr. 169 en de minuten van poorter-
brieven onder nr. 577 dienen vooraf te gaan aan de admissieboeken (nrs. 26 en
27) waarin zij geregistreerd staan. Daarentegen had nr. 4 beter afzonderlijk ver
meld kunen worden daar het anders dan de nrs. 13 met hun gevarieerde inhoud
een echt notulenboek is. De samensteller is nog niet vastgeroest in de gebruikelijke
terminologie, zie nrs. 14 en 20 'hogerhand' i.p.v. regeringscolleges, en nrs. 56
163 'stukken' i.p.v. katerns. Een vermelding pro memorie had verdiend het 'Wet
boek' van het schippersgilde, bevattende een ledenlijst van 17921870, regle
menten tot 1854 en losse stukken van 1513 en 1603.
Doch dit zijn opmerkingen van ondergeschikt belang. Hoofdzaak is dat de be
schrijvingen de inhoud van de nrs. dekken. Enige steekproeven hebben mij de
indruk gegeven dat de samensteller consciëntieus gewerkt heeft.
Branden, belegeringen, overstromingen, inkwartieringen, muizen- en andere
plagen hebben het archief deerlijk gehavend. Wat rest loopt vanaf 1591. Voor de
oudere geschiedenis is men op andere bronnen aangewezen. Dr. K. N. Korteweg
is er in geslaagd met het verspreide materiaal een kloek deel 'Rechtsbronnen van
Woudrichem en het land van Altena' te vullen. Een inventaris vervaardigd door
Mr. H. Hardenberg helaas nog steeds niet gedrukt wijst de weg in het 'Ar
chief van de heren van Altena'. Met de besproken inventaris als sluitstuk zal het de
toekomstige schrijver van de bewogen geschiedenis van Woudrichem en het land
van Altena niet moeilijk vallen zich te documenteren. Gemeentebestuur en be
werker verdienen daarvoor onze erkentelijkheid. J. Geselschap
Dr. I. H. van Eeghen. Inventarissen van de familie-archieven Heshuysen, Hooft,
Hooft van Woudenberg. Amsterdam 1960.
De voordracht, door mej. Van Eeghen gehouden op de Studiedag voor Archief
ambtenaren in 1960, waarvan een resumé is afgedrukt in het Ned. Archievenblad
van 1960 blz. 160, deed ons reeds weten, dat zij een uitgebreide kennis bezat van
wat er nog van de archieven van Amsterdamse regentengeslachten bewaard bleef.
De mededelingen, die zij er toen over deed, worden thans, op belangrijke wijze
aangevuld, vermeld in haar zeer interessante inleiding van de hier besproken in
ventaris. Niet alleen de in het Amsterdamse gemeentearchief gedeponeerde ar
chieven dezer families, maar ook die nog bij de familie of elders berusten, wor
den hier opgesomd.
[53]