Kroniek Buitenlandse archivistische literatuur 1. Band 57 (1961) van de Archivalische Zeitschrift opent wederom met een bijdrage van Fr. Bock over de Vaticaanse archieven, nl. Bemerkungen zu den altesten Papstregistern und zum Liber diurnus Romanorum Pontificum. Dit artikel geeft het voorlopig resultaat van een onderzoek naar het ontstaan van de oudste pauselijke registers, die slechts in afschrift over zijn. Berusten ze op concepten of op originele oorkonden? Schrijver wijst op de samenhang tussen concept en for mulier en meent, dat conceptverzamelingen als voorbeeld dienden voor latere oor konden. Dergelijke conceptverzamelingen kunnen wij als 'Vorlage' beschouwen van het liber diurnus. E. Krausen schrijft over enige met bloed geschreven Blutweihebriefe der Kurfürsten Maximilian I und Ferdinand Maria von Bayern. F. Gall behandelt in zijn Armorum seu sigilli collatio pro natione Rhenana uni- versitatis Viennensis 1626 een tot nu toe verwaarloosd onderdeel der heraldiek nl. de universitaire wapenkunde. Vooral ook zijn literatuuropgave verdient de aandacht. K. H. Lampe vertelt in Die Auflösung des Deutschordenshauptarchi- ves zu Mergentheim de lotgevallen van dit eens zo omvangrijke archief, dat na 1809, het jaar van de opheffing der orde, verdeeld is als de goederen zelf. Uit wisselingen tot de huidige dag toe hebben het geheel zeer onoverzichtelijk ge maakt. Niet alleen de balije Altenbiesen wordt in dit artikel genoemd, maar ook de balije Utrecht en de commanderijen Vucht en Gemert. Het Koningsberger ar chief van de orde, van vóór de reformatie, bevindt zich in het staatsarchief te Gottingen. G. Pfeiffer, Das neue Dienstgebaude des Stadtarchivs Nürnberg, en R. Haas, Das Historische Archiv des Erzbistums Köln im neuen Heim, geven in hun opstellen ook foto's en plattegronden van deze nieuwe archiefgebouwen Uitvoerige besprekingen van boeken en tijdschriften besluiten deze aflevering. F. Af' 1 van de Jg- 1960 van ons Belgische zustertijdschrift Archives, Bibliothèques et Musêes de Belgipue opent met een kort doch uiterst lezenswaardig artikel van collega A. Cosemans: Moderne historische documentatie. De letterkunde als ge schiedbron. Het laatste, geïllustreerd aan de hand van 19e- en 20e-eeuwse litera tuur als spiegel van het volk; schr. sluit de historische roman uit omdat deze zich afspeelt in een kunstmatige wereld is vooral voor historici en sociologen van belang, maar ook voor ons archivisten geeft de ervaren archivaris die dr. C. is, behartenswaardige opmerkingen. De bewering dat alle archieffondsen interes sant zijn noemt hij 'een broos standpunt; ja, theoretisch wel, praktisch echter [48J niet'. En dit: 'om praktische redenen moet er kordaat veel hedendaags archief materiaal opgeruimd worden. Maar volgens welke criteria? Er bestaat op dit ge bied geen regel ne varietur, geen steen der wijzen, omdat van dat schriftmateriaal thans zoveel gevergd wordt en zoveel détailgegevens opgespeurd worden. Wie onder ons, archivarissen, kan een klaar inzicht krijgen van wat in de komende dagen door historici en studenten zal gevraagd worden?' Materieel is het onmo gelijk alle documenten te bewaren: daarvoor ontbreken ruimte, tijd en personeel. En wat betreft de bewering dat het verwerken van al die feiten en gebeurtenissen in statistieken het bewaren van de primaire dokumenten niet mag uitsluiten: 'teoretisch hadden die sprekers wel gelijk en van bezorgdheid getuigt hun mening wel, maar niet van veel werkelijkheidszin'. En dan nog dit: 'we moeten absoluut onze geest en vorming van mediëvisten verjongen en op meer zin voor moderne archiefbronnen overschakelen'. In dit verband wijst de schr. op het belang van het dokumentatiemateriaal, komende van de studiediensten, in de schoot van minis teries, grote bedrijven en politieke partijen ontstaan, nl. verslagen, witboeken enz.; ook de archieven en gedenkschriften van grote mannen. Maar: 'er zijn en ontstaan nog zeer rijke archieven waarop nooit ofte nooit de hand zal kunnen gelegd worden'. Enigszins verwant terrein bestrijkt het artikel van F. Remy, Aux origines de la Bibliothèque royale de Belgique. Etude sur son personnel et ses méthodes de travail, 18371850. Een verslag van het afscheid van dr. J. Denys als con servator van het rijksarchief te Gent op 28 nov. 1959 besluit de aflevering. Mad.elle A. Scufflaire geeft in afl. 2 verslag van het archiefcongres te Stock holm; na hetgeen hierover in dit blad reeds is gepubliceerd mogen wij hiervoor naar de afl. verwijzen. De oud-rijksarchivaris dr. I. Lefèvre behandelt 'La secré- tairerie d'Etat et de guerre et ses archives', een belangrijk artikel van uiterst des kundige hand over een instelling van het gouvernement der zuidelijke Nederlanden, ingesteld op het einde der 16e eeuw. De tweede secretaris, Juan de Mancicidor (t 1618), gaf daaraan de vorm, die duurde tot het einde van het Spaanse bestuur. Zonder raadpleging van het archief dezer instelling kan geen probleem uit de 17e of 18e eeuw naar behoren worden behandeld. Schr. geeft vervolgens eeh overzicht van de inhoud ervan. Lacunes uit het einde der 18e eeuw kunnen worden opge vuld door de collectie Chancellerie des Pays-Bas, maar moeten uit archivistiek oogpunt worden betreurd. Met een beschouwing over de vraag hoe de huidige inventaris der secretarie moet worden beoordeeld eindigt schr. zijn artikel. Een 'Note sur le chartrier de l'abbaye de Cambron' (in Henegouwen) van E. Brouesse besluit het archivistieke gedeelte van afl. en jaargang. U. De volgende Nederlandse archiefinventarissen zijn verschenen Dr. J. A. B. M. de Jong, Het oud-archief der gemeente Nijmegen. 1960, 4 dln. A. Delahaye, Archief der gemeente Zevenbergen. Eerste afd., Archief van het stadsbestuur tot 1810 (1961). J. H. de Vey Mestdagh, Archief van de familie De Vidal de Saint Germain. 1961, (gestencild). [49]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1962 | | pagina 28