Neef is een schuilnaam voor de Prins, waarvan Hugo de Groot zich gaarne be
diende in de brieven aan zijn familieleden om te vrijer over de stadhouder en diens
politiek te kunnen schrijven38. Maria van Reigersberch was er nog bij het leven
van prins Maurits, toen zij tijdelijk in Holland vertoefde, mee begonnen. In een
lange brief uit Amsterdam van 12 aug. 1624 schreef deze 'ghetrouwe huysvrouw'
aan haar echtgenoot: 'Wat ons Neef aanbelangt, men versekert mij van zijne
genegentheyt tot u Dat Maria van Reigersberch een vindingrijke vrouw was,
is overbekend! Het heeft er alle schijn van, dat deze neefs-aanduiding aan haar is
te danken. Hugo de Groot aarzelde niet het pseudoniem van zijn gade over te
nemen. Wie er achter schuil ging, is voor latere historici niet verborgen gebleven,
maar tot de oorsprong ervan zijn zij tot dusver niet doorgedrongen. Een schuil
naam is meest niet zonder zin, niet willekeurig gekozen. Men dient hier te beden
ken, dat Hugo's vader mr. Jan de Groot te Delft in het Hof van Hohenlohe
woonde en dat Frederik Hendrik daar zeer terecht als neef des huizes werd
beschouwd40. Deze schuilnaam bewijst, hoezeer de familie de Groot zich na meer
dan twintigjarige dienst van de vader met de belangen van het huis Hohenlohe
heeft vereenzelvigd.
Hugo de Groot en Philipp Ernst, graaf van Hohenlohe, zouden inderdaad wat
hun leeftijd betreft broeders hebben kunnen zijn. Philipp Ernst was te Langen-
burg geboren 11 augustus 1584 en in de zomer van 1602 naar de Nederlanden
gekomen41. Misschien hebben Hugo de Groot en de jonge graaf van Hohenlohe
elkaar kort daarna leren kennen nog vóór ze goed en wel volwassen waren. Vast
staat in elk geval, dat er genegenheid en waardering tussen hen is ontstaan, en in
tegenstelling tot zijn prinselijke neef schijnt Philipp Ernst Hugo de Groot nimmer
te hebben teleurgesteld, zodat deze ook in zijn 'meeste tegenspoet' gegronde reden
had met dankbaarheid aan hem te denken. Is het dan wonder dat Hugo de Groot
zijn genegenheid tot de weduwe en de twee oudste zonen van de overledene heeft
uitgestrekt?
Deze zonen was geen lang leven beschoren, Wolfgang Otto (1611-1632) noch
Ludwig Craft (1613-1632)42. Teruggekeerd in het vaderland werden zij ondanks
Zie in het algemeen over geheimschrift en schuilnamen in de briefwisseling van
Hugo de Groot: H. C. Rogge 'Brieven van Nicolaes van Reigersberch aan Hugo de
Groot' (Werken van het Historisch Genootschap te Utrecht, Derde Serie no. 15 - Am
sterdam 1901) Inleiding blz. X-XII.
39 Briefwisseling van Hugo Grotius' II (R.G.P. no. 82, 's-Gravenhage 1936) no 917
blz. 393.
40 Zie de Genealogische tabel hierna op blz. 42.
41 De geboortedatum van Philipp Ernst is 21 augustus 1584 naar Gregoriaanse stijl.
Zijn komst in de Nederlanden beschrijft A. Fischer II-l (1868) blz. 168.
De levensjaren van de jonge graven van Hohenlohe en de volgende gegevens zijn
ontleend aan H. Bauer en J. Albrecht (1856/'57) Stamm-Tafel II. Volgens Th. F. J. A.
Dolk (1933) blz. 66 zou Philipp Ernst bij zijn dood drie minderjarige zonen hebben
nagelaten. Het waren er echter vijf.
[40]
hun jeugdige leeftijd kamerheren van Gustaaf Adolf, koning van Zweden, maar
zij zijn hun koninklijke meester, die 16 november 1632 in de slag bij Lützen
sneuvelde, nog voorgegaan in de dood. Hun moeder Anna Maria van Solms
volgde hen in 1634 in het graf. Philipp Ernst en Anna Maria, graaf en gravin
van Hohenlohe, zijn echter door hun jongste zoon Heinrich Friedrich naar zijn
naam te oordelen, een petekind van Frederik Hendrik de stamouders geworden
van de oudste thans nog bloeiende tak van hun geslacht, welks zeer oude adel
antiquissima nobilitas, zoals Ch. Ie Beauclerc het uitdrukte in 1744 en 1764 een
bekroning zou vinden in de verheffing tot rijksvorst43. J- Fox.
43 A. Fischer 'Geschichte des Hauses Hohenlohe' II. Theil, Zweite Halfte (1871) blz.
30-35.