Hohenloe concernerende berust hebbende onder den heer ende mr. Johan de
Groot Raed van 't gemelte huys van Hohenloe zal., bevonden zoo in 't hoff alhier
binnen Delff als in den Hage ten huyse van de heer ende mr. Willem de Groot
advocaet voor den Hove van Hollant sijnen soon, alwaer den gemelten heere ende
mr. Johan de Groot deser waerelt is overleden'14.
Het archief is naar zijn aard te vergelijken met dat van de Nassause Domeinraad,
al is het natuurlijk veel kleiner van omvang. Gaarne zou men weten, of het mis
schien te eniger tijd hetzij vóór of na de verkoop van hun Delftse residentie in
1644 naar het Huisarchief der graven van Hohenlohe is overgebracht en of het
nog bewaard is gebleven. Het zou zeker aanbeveling verdienen dit eens na te gaan.
Prof. dr. P. J. Blok heeft indertijd het Huisarchief Hohenlohe overgeslagen,
toen hij zijn bekende onderzoek instelde in Duitsland en Oostenrijk 'naar archivalia
belangrijk voor de geschiedenis van Nederland'15. Enerzijds mag men van dit huis
archief de beste verwachtingen koesteren. Reeds in de achttiende eeuw was de
geleerde Chr. E. Hanszelmann er als Hochfiirstl. und Hochgraflich-Hohenloh-Ge-
meinschafftlicher Hof-Rath und Archivarius aan verbonden16. Thans nog bevat
het Hohenlohe-Zentral-Archiv, zoals het tegenwoordig te Neuenstein gevestigd is,
oorkonden van het jaar 1037 af17. Bovendien is gebleken, dat mr. dr. Th. F. J. A.
Dolk voor 'De Geschiedenis van het Gemeenlandshuis van Delfland te Delft'
(1933) belangrijke gegevens heeft kunnen ontlenen aan het archief van de Fürstl.
Hohenlohe-Langenburgsche Domanenkanzlei te Langenburg, dat sedertdien naar
alle waarschijnlijkheid in het Zentral-Archiv is opgenomen, zodat de betekenis
14 Gemeente-archief van Delft, Notariële archieven inv.no. 1840 protocol van notaris
Joh. van Steeland, akte no. 92.
15 P. J. Blok 'Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland naar archivalia belang
rijk voor de geschiedenis van Nederland 1886-1887 en 1888' ('s-Gravenhage 1888-'89)
2 dln.
16 Christian Ernst Hanszelmann schreef enkele wetenschappelijke werken o.a. 'Diplo-
matischer Beweisz dasz dem Hause Hohenlohe die Landes-Hoheit mit denen zu selbiger
gehörigen Rechten nicht etwa in dem sogenannten groszen Interregno oder nach solchen
Zeiten erst zu theil worden, sondern Demselben schon lang vorher zugestanden und in
ruhiger Ubung zugekommen; samt einer Abhandlung von dieses Hauses Ursprung und
Herkunfft, auch dessen Voreltern bisz auf die Zeiten des erstgenannten Interregni aus
authentischen Archiv-Urkunden und glaubwürdigen Schrifftstellern mit Fleisz verfer-
tigt, und mit einem Anhang von zwey Hundert und ein und siebenzig zum Beweisz
dienender und ausser etlich wenigen sonsten noch niemahls ans Licht getrettener alten
Diplomatum und Brieflichen Urkunden, auch gehörigen Marginaliën und einem Indice
reali versehen' (Nürnberg 1751). Mijn dank gaat uit naar Jhr. mr. H. E. van Weede,
secretaris van de Hoge Raad van Adel, die de goedheid had een exemplaar van dit werk
uit de bibliotheek van genoemde Raad aan mij uit te lenen. Het bevat drie facsimiles
van oorkonden en een zegelplaat. Chr. E. Hanszelmann was, naar hij in de inleiding
terloops vermeldt, in zijn jonge jaren gouverneur van de minderjarige graaf van Rech-
teren-Limpurg 'in der Provinz Overyssel'.
17 Zie het internationale tijdschrift 'Archivum' V - 1955, blz. 50 no. 27. Een overzicht
van het Hohenlohe-Zentral-Archiv in het tijdschrift 'Wiirttembergische Franken', Neue
Folge 22/23 (Schwabisch Hall 1949) was helaas buiten mijn bereik.
[34]
daarvan voor de Nederlandse geschiedenis wel vaststaat18. Toch moet anderzijds
ook geconstateerd worden, dat dit huisarchief gelijk zo menig ander niet aan ver
liezen is ontkomen getuige het feit, dat Hugo de Groot's brief van 18 februari
1628 aan Philipp Ernst graaf van Hohenlohe zich in de Stadtbibliothek te Ham
burg bevindt19.
De Delftse inventaris van 1640, die het beheer van de Nederlandse bezittingen
van het huis Hohenlohe betreft, vermeldt onder no. 58 een lijst van 'meubelen,
cleynodien, gout ende silver' door de prinses van Oranje, gravin-douairière van
Hohenlohe geschonken aan 'haer lieve nichte Anna Maria gebooren Gravinne van
Solms'. Zouden hier vraagt men zich af de juwelen bij geweest zijn uit het
bezit van Anna van Buren, de moeder van de prinses? Een onderzoek hiernaar
zou wellicht de moeite lonen, maar mag ons thans niet op een zijspoor voeren20.
Van Anna Maria gravin van Solms, schrijfster van de hier gepubliceerde brief, is
bekend, dat zij in 1585 werd geboren als dochter van Otto graaf van Solms-Sonnen-
walde en in 1609 in het huwelijk trad met Philipp Ernst, graaf van Hohenlohe,
heer tot Langenburg21. Evenals haar echtgenoot behoorde Anna Maria tot de
grote verwantenkring van het huis Nassau, doordat haar moeder een gravin van
Nassau-Weilburg, haar grootmoeder van moederszijde een gravin van Nassau-
Dillenburg, een jongere zuster van prins Willem van Oranje was22.
Duidelijk is, dat Hugo de Groot binnen anderhalf jaar tijds twee brieven heeft
ontvangen: één van Philipp Ernst, graaf van Hohenlohe, die hij 18 februari 1628
beantwoordde, en een tweede van Anna Maria, gravin-weduwe van Hohenlohe,
van 13 april 1629. De eerste zal men in de 'Briefwisseling van Hugo Grotius' ver
geefs zoeken. Opmerkelijk is in dit verband een dorsale aantekening, die zich op
de tweede, thans gepubliceerde brief bevindt:
18 De betrokken archivalia zijn ten gerieve van de heer Dolk uitgeleend naar het
Koninklijk Huisarchief door bemiddeling van dr. N. Japikse, die destijds directeur van
deze instelling was: Th. F. J. A. Dolk (1933), blz. 7.
18 'Briefwisseling van Hugo Grotius' III (1961) no. 1224, blz. 241 noot 3. Inmid
dels is de Fürstl. Hohenloh. Archivrat K. Schumm zo welwillend geweest mij mee te
delen bij een door hem ingesteld onderzoek geen verdere brieven van Hugo de Groot
in de onder zijn berusting zijnde archieven te hebben aangetroffen.
20 M. H. Gans heeft het portret van Anna van Buren opgenomen in zijn kort geleden
verschenen boekwerk 'Juwelen en mensen. De geschiedenis van het bijou van 1400 tot
1900, voornamelijk naar Nederlandse bronnen' (Amsterdam 1961) en het tevens voor
de omslag uitverkoren. De schrijver behandelt de juwelen, die de prinses op het portret
draagt, op blz. 40-41, 51 en 67 zonder zich echter in de verdere lotgevallen daarvan te
verdiepen.
21 Zie behalve H. Bauer en J. Albrecht (1856/'57), Stamm-Tafel II ook Chr. E.
Hanszelmann (1751), Tabula III ad pag. 360. Vlg. bovendien maandblad 'De Neder-
landsche Leeuw' LXXV ste jrg. (1958) kol. 315-316.
22 J. M. van de Venne en Alexander A. M. Stols, 'Geslachts-register van het Vorsten
huis Nassau' (Maastricht 1937) blz. 18 en 58. Zie voorts de Genealogische tabel hierna
op blz. 41.
[35]