BERICHTEN
172
rijke tijdvak aanzienlijk vergroot en duidelijk is geworden, dat de uitslag niet
zo vanzelfsprekend en tevoren vaststaand is geweest als veelal wordt aange
nomen. Er is immers evenveel gepraat als gevochten en wanneer een van beide
partijen iets meer had willen toegeven, had de afloop heel anders kunnen zijn.
Dat uitschakeling van Karei een eis van zelfbehoud was voor de Bourgondische
staat, zoals de auteur in de Inleiding zegt, lijkt mij niet juist. Dit was eerder een
dynastieke wens der Habsburgers. De Bourgondische partij in Brussel achtte
juist haar nationale belangen genoeg beveiligd door een inschakeling van Karei.
De opvatting dat Gelre „een diep inhakende doorn in het vlees van de Bourgon
dische staat was, laat een blik op een kaart, die de toestand van omstreeks
1500 weergeeft ook niet toe; dat was Luik eerder.
Onderschatting van de tegenstander in het begin, later prestige-politiek en
overtuiging van onbetrouwbaarheid van Karei komen in het boek naar voren
als factoren die de Habsburgers dreven tot een politiek van onderwerping van
Karei, de rechtmatigheid van hun aanspraken is voor ons toch vrij dubieus.
Karei van zijn kant zag aanvankelijk, moeten we aannemen, alleen kans zich
te handhaven door een compromis met Habsburg. Daarvoor bleef hij zo lang
ongetrouwd ,ten koste zelfs van de voortzetting van zijn dynastie. Wanneer hij
het uitzicht op een Habsburgs huwelijk voorgoed hopeloos acht, in 1518, sluit
hij meteen een verbintenis met een Habsburgs-vijandiggezinde familie. Hoe dit
zo plotseling mogelijk was, 1 september 1518 schreef Karei, dat hij van een
Bourgondisch huwelijk afzag, maar 26 augustus had hij reeds met Elisabeth van
Brunswijk-Luneburg een huwelijkscontract gesloten blijft ons in het boek
verborgen. Hoewel we dit gaarne hadden willen weten, mogen wij er de heer
Struick geen verwijt van maken, want hij beschrijft alleen de verhouding Habs-
burg-Gelre.
Het boek behandelt de diplomatieke geschiedenis; de krijgsverrichtingen wor
den slechts gegeven voor zover ze voor een goed begrip der zaak nodig zijn.
Het is daardoor eenzijdig geworden, een aaneenschakeling van mislukte onder
handelingen, maar allerminst vervelend. De lezer is zelfs enigszins teleurgesteld,
dat het met het verdrag van Gorcum in 1528 afloopt. Hij zou liever hebben
doorgelezen tot 1538 of 1543 toe. De schrijver motiveert zijn slot in 1528 met
de verklaring, dat het dan feitelijk gedaan is met Karei; diplomatiek is er sinds
dien niets meer te beleven. Dit mag waar zijn, maar dan hadden de bepalingen
van het verdrag wel iets duidelijker kunnen worden aangegeven, ook al zal
daarover nog een afzonderlijke studie verschijnen van de heer Meij. De conclu
sie had ik liever wat korter en daardoor wat markanter gezien. Maar voor het
overige is het een uitstekend boek, waarop schr. terecht cum laude verkreeg.
Naast Gelre en Habsburg hebben we reeds Frankrijk en Gelre. De heer
Struick wijst erop, dat aan onze kennis van de inwendige geschiedenis van
Gelre nog veel ontbreekt en eveneens aan onze kennis van de verhouding van
Karei van Gelre met de Rijnlandse en andere Duitse vorsten. Moge, wanneer
deze hiaten zijn aangevuld, dan eindelijk een biografie van de „diable" ver
schijnen.
W. J. Formsma.
W ij ontvingen:
C. Wijffels, Inventarissen van het archief van de baronie van Eksaarde en
van Oudegem (publikatie rijksarchief te Gent, 1960).
H. Coppejans-Desmedt, Inventaris aan het archief van de parochie en van
173
het markizaat van Lede. (alsv.), bevat o.a. rekeningen 1649-1796, registers van
wettelijke passeringen 1665-1796, staten van goed, voordijrekeningen enz.
1626-1796, armenrekeningen 1456-1794, kerkrekeningen 1462-1809).
Atlas van Historische vestingwerken in Nederland, III: de provinciën Utrecht
en Noordholland, eerste aflevering: Utrecht. (Uitgave van de Stichting Menno
van Coehoorn te Oegstgeest, 1961.).
ALGEMEEN
Rijksbegroting voor 1962. Voor de onderafdeling Archiefwezen enz. is uit
getrokken 1.882.700 (v.j. 1.679.800), waarvan 1.489.500 (v.j. 1.324.000),
voor de archieven, 170.000 (v.j. 152.100), voor de Rijkscommissie voor Vad.
Geschiedenis, en 223.000 (v.j. 203.700), voor subsidies op het gebied van
archief en geschiedenis.
Er is geld uitgetrokken voor de indiensttreding van een chartermeester aan
het rijksarchief in Noord-Brabant voor de bewerking van het oorkondenboek
van dat gewest. De verdrievoudigde toeneming van het aantal overgebrachte
archieven maakt een vergroting vooral van het lagere archiefpersoneel nood
zakelijk. Door beloning tijdens de stage zal getracht worden het aantal leer
lingen van de archiefschool te vergroten; voor het cursusjaar 1961/1962 is hier
toe een bedrag van 30.000 uitgetrokken, bestemd voor 4 wetenschappelijke
archiefambtenaren eerste klasse en 2 van de tweede klasse.
De uitgaven van de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis zijn
gestegen door de aantrekking van nieuwe krachten. Het Centraal Bureau voor
genealogie ontvangt 4.000 meer voor de aanstelling van een bibliothecaris.
Aan ontvangsten wordt geraamd 52.500 (als v.j.), nl. archiefschool 4.500,
rijksarchieven 45.000, archieven van gemeenten etc. 3.000.
RIJKSARCHIEVEN
Rijksarchief in Zeeland. De heer M. P. de Bruin, archivist A aan dit rijks
archief, is m.i.v. 1 sept. 1961 benoemd tot hoofdcommies A aan de Prov. Biblio
theek van Zeeland.
Rijksarchief in Groningen. 28 oktober j.l. was het 40 jaar geleden, dat de
heer E.E.Huizinga, ambtenaar C, bij het rijksarchief in Groningen in dienst trad.
Tijdens een gezellig samenzijn werd de jubilaris hartelijk toegesproken door
rijks- en gemeentearchivaris, waarbij hem een fraai geschenk werd aangeboden.
Het hoogtepunt van de bijeenkomst was wel de uitreiking van de eremedaille
in brons, verbonden aan de orde van Oranje Nassau.
GEMEENTE- EN WATERSTAATSARCHIEVEN
Amsterdam. Dr. S. Hart is met ingang van 1 januari 1961 bevorderd tot
adj unct-archivaris
s-Gravenhage. N.a.v. het feit, dat 21 okt. 1961 anderhalve eeuw geleden
Den Haag door Napoleon tot bonne ville de l'Empire" was verheven de
verheffing tot derde stad van het Koninkrijk Holland, volgende op Amsterdam