116 respecten, die werden ingevoerd om de loketkas en de secrete kas overzichtelijk en op systematische wijze te ordenen. Behalve deze rangschikking van de dossiers onder verschillende hoofden of respecten, die de inhoud van het „griffiersarchief" weergeven, lijfde Hendrik Fagel de Oude ook de dossiers van zijn oom en griffier Francois Fagel de Oude bij zijn schepping in. Enkele stukken, afkomstig van zijn grootvader en griffier Hendrik Fagel de Oudste deelden eveneens dit lot, maar niet de archivalia van zijn oud-oom Gaspar Fagel, die behalve griffier der Staten-Generaal (1670-1672) ook raadpensionaris van Holland en Westfriesland was geweest (1672-1688). Dit laatste was juist gezien, omdat de meeste stukken van Gaspar Fagel uit diens tijd als raadpensionaris stammen. Maar ook hier bevestigt de uitzondering weer de regel omdat enkele stukken uit de tijd van zijn griffier schap afzonderlijk bij zijn raadpensionaris-archief bewaard bleven, terwijl enkele andere terecht kwamen in het „griffiersarchief", maar nu opgenomen in een dossier, dat tijdens Fran?ois Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude diende om de betalingen aan het personeel van de griffie te regelen. Als de eigenlijke organisator van het „griffiersarchief" treedt dus Hendrik Fagel de Oude op de voorgrond. Met de archieven van de raadpensionarissen vertegenwoordigt dit archief één van de belangrijkste bronnen voor de kennis van onze vaderlandse geschiedenis der 18e eeuw en is mede als gevolg van de opneming van talrijke retroacta uit de 16e en 17e eeuw uitermate geschikt om als bronnen-materiaal door historicus en archivaris te worden geraadpleegd. De vele aantekeningen van de griffiers over de meest verschillende onderwer pen geven aan het „griffiersarchief" bovendien een bijzonder persoonlijk cachet, welke men in het archief der Staten-Generaal volkomen mist. Als ambtenaren van de Staten-Generaal waren de griffiers Fagel hiertoe niet geroepen, al hoewel men natuurlijk in het archief der Staten-Generaal meermalen hun hand schrift in de officiële stukken onderscheiden kan. Bovendien maakt de door Hendrik Fagel de Oude toegepaste systematiek naar verschillende respecten het mogelijk het „griffiersarchief" als documen- tatie-medium te gebruiken. In de laatste tijd is al verschillende keren gebleken hoe eenvoudig het is met behulp van het „griffiersarchief" onderzoekingen in te stellen in het archief der Staten-Generaal en de weg via de indices op de resolutiën heel wat moeilijker te bewandelen is. Aldus beschouwd is het nu al duidelijk geworden, dat het „griffiersarchief" van de Fagels een kostbare aanvulling betekent op het archief der Staten-Ge neraal, maar bij verdere vergelijking van beide archieven doet zich ook de vraag voor in hoeverre het eerste archief een voortzetting van het tweede of van enkele bestanddelen ervan kan zijn. Deze kwestie deed zich bij mij voor toen ik behalve de opschriften van de hand van Francois Fagel de Oude op de dossiers van het „griffiersarchief ook zijn handschrift ontdekte in de inventarissen van de loketkas en de secrete kas der Staten-Generaal, alsmede op de dossiers in beide kassen. Het was een raadsel, omdat Jhr. mr. Th. van Riemsdijk immers in „De Griffie van Hare Hoog Mogenden" had geschreven, dat de inventaris van de loketkas na 1677 niet meer geregeld werd bijgehouden, omdat de taak van de agent der Staten- Generaal, die met het beheer van het archief en het bijhouden der inventarissen was belast, zich wijzigde. Deze agent ging zich namelijk in de loop van de tweede helft der 17e eeuw meer bezig houden met de ontvangst van buitenland- 117 se ambassadeurs en gezanten dan met het archief, zodat de loketkas een lang zame dood stierf. Bovendien, zegt Van Riemsdijk, was het bijhouden van de loketkas ook niet meer zo nodig, omdat een nieuwe registratuur van de inge komen brieven was ingevoerd, zodat het eenvoudig genoeg was de gezochte zaken bijeen te zoeken. Hierbij kwam ook nog, dat de Nederlandse gezanten verplicht waren de verbalen van hun zendingen met de bijlagen bij H.H.M. in te leveren. Tenslotte kwamen ook losse stukken, die op zichzelf staande col lecties vormden, in het bezit van de Staten-Generaal, maar vele van deze stukken waren niets anders dan onbeduidende retroacta. Ook deze stukken hadden een plaats in de loketkas kunnen vinden, maar men liet dit na, hoewel „in dat verzuim thans gemakkelijk zou kunnen worden voorzien"2). Hiermede was voor Jhr. van Riemsdijk de dood van de loketkas verklaard. Het jaar van uitgave van zijn werk, 1885, laat veronderstellen dat hij het „griffiersarchief" van de Fagels toen nog niet kende. Ten aanzien van de secrete kas schrijft hij anders. Deze kast raakte omstreeks 1700 vol en zodoende moesten er andere middelen gevonden worden. Er ont stonden nu drie nieuwe collecties van stukken, die eigenlijk een plaats in de secrete kas hadden moeten vinden, n.l. van de traktaten van 1701-1797, van de ratificatiën van 1701-1797, en tenslotte van de secrete brieven van 1701-1797. Merkwaardig genoeg schenen deze documenten niet om kastruimte te vragen"). Hoe dan ook, in 1701 ontstond er voor de traktaten, ratificatiën en secrete brieven iets nieuws. De loketkas daarentegen stierf uit en geen andere collectie trad in haar plaats. Het leek daarom de moeite waard het „griffiersarchief" van de Fagels deze rol te laten spelen, mits natuurlijk een verdedigbare aansluiting kon wor den verkregen. Het typische handschrift van Frangois Fagel de Oude op de dossiers, zowel in het „griffiersarchief" als in de loketkas met de inventaris, werkte aanstekelijk om dit eens te onderzoeken. De bedoelde inventaris van de loketkas der Staten-Generaal is het 17e eeuwse exemplaar, dat nog steeds ter raadpleging wordt aangeboden. Er be staan drie exemplaren van deze inventaris, waarvan er twee buiten gebruik in de archiefbewaarplaats van het Algemeen Rijksarchief sluimeren, maar die in dit artikel nog wel een kleine dienst konden verrichten. Voorop staat echter dat deze beide exemplaren na 1677 in het geheel niet meer zijn bijgehouden Dit jaar geldt in het algemeen als jaar van het gereed komen van deze inventaris, waaraan de agent Cornelis de Heijde zijn laatste levensjaren had gewijd. Indien we de titels op de perkamenten banden van de drie exemplaren met elkaar vergelijken zijn er een paar kleine verschillen in waardering over het jaar van voltooiing of afsluiting van deze inventaris. Op alle drie lezen we de volgende gelijkluidende titel: „Index ofte Inventaris van de Boecken, Papieren, Stucken ende Munimenten, in desen Index vervat, berustende in Twee Camers boven de Gallerie, mitsgaders in de gangh onder het dack, alsmede het sol dertien boven het Pavillioen, waer men gaet uyt haer Ho: Mo: Vergaderinge Plaetse naer de Vergaderinge van Hollant", aangevuld met de zinsnede: „Be ginnende voor ende met 't beginne van de Regeringe". 2) Jhr. mr. Th. van Riemsdijk, De Griffier van Hare Hoog Mogenden, 1885, 130. 3) ibidem, 137vlg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 9