DE LOKETKAS DER STATEN-GENERAAL
EN ZIJN VOORTZETTING IN
HET FAMILIE-ARCHIEF FAGEL
114
Een ieder, die wel eens historische studies heeft bedreven in het archief der
Staten-Generaal, is in aanrakng gekomen met zijn bijzondere archieven, waar
mede hier bedoeld worden de loketkas en de secrete kas, die naast het hoofd
archief der Staten-Generaal een min of meer zelfstandig bestaan hebben ge
leid. Uitstekende inventarissen hoewel stammende uit de 17e eeuw wijzen
de weg in beide kassen en worden nog steeds geraadpleegd in afwachting van
een nieuwe gemoderniseerde editie. Herhaaldelijk werd de inhoud van deze
kassen in historische werken geciteerd, zodat zij langzamerhand tot gemeengoed
geworden zijn.
Minder bekend is daarentegen het familie-archief Fagel, dat wegens zijn
particuliere aard gedurende lange tijd een besloten geheel is gebleven. Pas
toen het archief in 1924 door de laatste mannelijke telg van deze familie,
Jacob John baron Fagel, aan het Rijk in bruikleen werd gegeven en het in 1930
van zijn erfgenamen was gekocht, was de openbaarheid ook van dit archief
verzekerd.
Hiermede is niet gezegd, dat Jacob John baron Fagel geen toegang verleende
tot zijn archief toen het zich nog in zijn bezit bevond, want reeds in het begin
van deze eeuw werd aan enkele historici vergund het archief te raadplegen,
zodat dr. H. T. Colenbrander in het gedenkboek „Je maintiendrai" kon schrij
ven: ,,Het fraai gelegen Avegoor, eigendom van den laatst overgebleven man-
nelijken telg uit het geslacht, dat aan de Vereenigde Nederlanden vijf griffiers
der Staten-Generaal geleverd heeft, herbergt de vermoedelijk kostbaarste ver
zameling geschiedkundig materiaal, die in Nederland (buiten het Koninklijk
Huisarchief) in particulier bezit voorkomt, waarin het mij gegeven was een
oog te slaan"1).
Bij de beschrijving en ordening van dit archief in de afgelopen jaren bleken
de woorden van dr. Colenbrander maar al te waar te zijn. Het archief bestaat
n.l. uit een conglomeraat van archieven, archiefjes en losse stukken, afkomstig
van 26 leden van de familie Fagel. De totale lengte ervan bedraagt 46 strekkende
m, terwijl de archivalia geborgen waren in bruine en rood-kleurige portefeuilles,
die eerst ten huize van de Fagels te 's-Gravenhage en later in Huize „Avegoor"
te Ellecom (gem. Rheden) werden bewaard.
Verreweg het belangrijkste bestanddeel van het archief Fagel bestaat echter
uit de schriftelijke nalatenschap van de door Colenbrander niet met name
genoemde griffiers der Staten-Generaal, n.l. van Gaspar Fagel (1670-1672),
Hendrik Fagel de Oudste (1672-1690), Francois Fagel de Oude (1690-1744),
Hendrik Fagel de Oude (1744-1790) en tenslotte van Hendrik Fagel de Jonge
(1790-1794). Bij deze griffiers dient ook te worden genoemd Francois Fagel
de Jonge, die assistent-griffier bij zijn vader Hendrik Fagel de Oude is geweest,
maar wiens vroegtijdige dood op 33-jarige leeftijd in 1733 verhinderde dat hij
zijn vader opvolgde als griffier, het ambt, waartoe hij was gedesigneerd.
-1) H. T. Colenbrander, Het Archief Fagel en de geschiedenis van het Oranjehuis
van 1806 tot 1813 (Gedenkboek „Je maintiendrai", 1913, II, 296vlg.).
115
Hun bijnamen „de Oudste", „de Oude" en „de Jonge" ontstonden bij de
griffie der Staten-Generaal en in de familie om de elkaar opvolgende griffiers
met de voornamen Hendrik of Frangols te onderscheiden. Zij, evenals alle
andere Fagels, die in de nieuwe inventaris van het familie-archief voorkomen,
stammen uit het geslacht Fagel, dat in de Zuidelijke Nederlanden zijn oorsprong
had. In tegenstelling tot afstammelingen van andere takken van dit geslacht, die
eveneens naar de Noordelijke Nederlanden kwamen, werden enkele familie
leden van de tak, waarvan de archieven geïnventariseerd werden, in 1815 in de
Nederlandse adelstand verheven met de titel van baron bij recht van eerst
geboorte. Sedertdien heet deze tak van het geslacht Fagel de „zogenoemde
adellijke tak" of kortweg de „Familie Fagel".
Bij de beschrijving van de archieven van de vijf griffiers trokken, behalve
de van hen afkomstige stukken van persoonlijke aard en hun uitgebreide brief
wisselingen, talrijke archivalia de aandacht, die zij in de ambtelijke sfeer
hadden gebruikt. Deze laatste stukken, die zij zelf hadden opgesteld en ver
zameld, waren meestal keurig tot dossiers samengevoegd, waarop in het kort
was aangetekend over welke onderwerpen zij handelen. Al waren deze dos
siers niet opeenvolgend genummerd, toch werden zij groepsgewijze in porte
feuilles bewaard, waarop de inhoud met een verzamelnaam was aangegeven.
Aldus waren er series dossiers ontstaan, die zich dikwijls over meer dan één
portefeuille uitstrekken. Een keuze uit deze verzamelnamen: „Unie van Utrecht",
„Staten-Generaal", „Raad van State", Huis van Oraigne", „Generaliteits-
Zaaken" enz.
Deze opschriften vertelden, dat zij vooral geschreven waren door de griffiers
Frangois Fagel de Oude en Hendrik Fagel de Oude. Tevens viel het op, dat
deze beide griffiers, wier ambtsperiode zich samen uitstrekte van 1690-1790,
talrijke aantekeningen hadden gemaakt, die bij de dossiers waren gevoegd en die
meestal gewag maken van de retroacta betreffende de behandelde onderwerpen.
In het algemeen genomen zijn het dus dossiers, die zij gebruikten als grondslag
en als studiemateriaal bij hun werkzaamheden als griffiers der Staten-Generaal.
Interessant in verband hiermede is het feit, dat enkele dossiers, die eenmaal
door Frangois Fagel de Oude waren samengesteld, uitgebreid werden met
stukken over dezelfde onderwerpen, die zijn opvolger en neef Hendrik Fagel de
Oude behandelde, zodat deze dossiers parallel lopen met de ambtstermijnen
van de beide griffiers. Dit betreft uiteraard niet alle dossiers, die door Francois
Fagel werden verzameld, maar deze toestand maakte het tenslotte ook niet
mogelijk de hiervoor bedoelde dossiers te splitsen en over ieders persoonlijke
archief te verdelen. Daarom verdiende het eerder aanbeveling alle dossiers, die
uit hoofde van beider ambt in hun bezit waren gekomen, samen te voegen in
een onder-afdeling van het familie-archief Fagel en hieraan de naam toe te
kennen van „griffiersarchief", dat uiteindelijk door Hendrik Fagel de Jonge
werd voortgezet (1790-1794) en tenslotte afgesloten tengevolge van zijn be
noeming tot bijzonder ambassadeur van de Republiek bij het Engelse Hof.
Bij een verdere vergelijking van de opschriften op portefeuilles en dossiers
kwam ook naar voren dat griffier Hendrik Fagel de Oude (1744-1790) verre
weg de meeste titels had geplaatst en daarbij veel had ontleend aan de archief
ordening van de Staten-Generaal die, historisch gegroeid, als een der beste
op archiefgebied bekend staat. Zowel bij de verzamelnamen op de portefeuilles
als bij de opschriften van de dossiers is er zeer veel, dat herinnert aan de