BOEKBESPREKING 128 Geschichte und Gegenwart (zeer belangrijk); dr. Kurt Busse, Das Siemens- Archiv in München (alsv.); dr. H. Theiss, Organisation und Funktionen des Bankarchives; dr. G. A. Theel, Das Institut für Schiffahrtsforschung in Bremen. Dan twee artikelen over de materiële behandeling van archivalia: dr. J. Pa- pritz, Protokoll führung über Restaurierungsarbeiten. Ein Normvorschlag, en: dr. W. A. Eck'hardt, Ueber die Verwendbarkeit von PCV-Foliën für archivi- sche Restaurierung. Verder artikel over verfilming door eigen krachten in Hannover van dr. F. Engel. Uit de berichten blijkt dat het begrip archief wel erg uitgerekt wordt; wij lezen van Pressearchivare, Deutsches Archiv für Polarforschung, Theatertech- nisches Archiv en zelfs Telefonbucharchiv Afl. 4 is vrijwel geheel gewijd aan de 38e Deutsche Archivtag te Essen (sept. 1960) en aan het in aug. 1960 te Stockholm gehouden vierde internationale archiefcongres. In de openingstoespraak van de eerste van prof. dr. G. W. Santé trof ons de in deze omgeving zeer geëigende opmerking dat in onze dagen niet zozeer de geschiedenis het voornaamste is; ,,die Wirtschaft ist zum guten Teil unser Schicksal. Es gilt für den Archivar daraus die Folgerun- gen für seine Arbeit zu Ziehen". Behalve het verslag der Tagung brengt het blad twee daar gehouden verhandelingen: ,,Der Strukturwandel des Ruhrge- bietes und seine Auswirkungen auf die Archive", door de stadsarchivaris van Bochum dr. H. Croon, en „Grundfragen zur Theorie des Werkarchivs", door dr. A. Zechel, Werkarchivar der Ilseder Hütte, verhandelingen, die vóór alles een Duits belang hebben, maar toch ook voor ons leerzame opmerkingen be vatten. Wij moeten onze vakgenoten hiervoor naar de aflevering zelve ver wijzen, vooral t.a.v. het „Werkarchiv", dat in onze kringen naar wij menen nog niet de aandacht en de belangstelling heeft getrokken die het verdient en dat geenszins een zaak der bedrijfsarchivarissen alleen is. Men zij overigens gewaarschuwd: het artikel is zeer Deutsch-gründlich! In het verslag van het vierde internationale archief congres trof ons (p. 465) enkele belangrijke opmerkingen van Staatsarchivrat dr. H. Dahm over het be grip dedegatie (juister: deelnemersgroepen) en over het taalgebruik ten con- gresse (dit ook i.v.m. het ditmaal door bijzondere omstandigheden weer voorkomende gebruik van herhaalde vertolking i.p.v. simultaanvertaling, waarop ook collega Van Hoboken (N.A.B. 1960 p. 127) wees); voorts de mededeling dat men t.a.v. Archivum afscheiding van de steeds aangroeiende bibliografie van de onregelmatig verschijnende tekstartikelen overweegt. Het bestuur werd met één lid uitgebreid; de archiefleiders der Sovjet Unie en van Polen werden er in opgenomen. Ook het Spaans werd als congrestaai aanvaard, de volksrepu bliek China als lid aangenomen. De drie aan de orde gestelde themata worden (p. 477) uitvoerig gerefereerd; men zal ze in extenso kunnen lezen in de eerst volgende aflevering van Archivum. U. Verschenen zijn de volgende archiefinventarissen: P. Ernsting, Het archief van de polder Brandwijk Gijbeland. 1961. A. J. H. Rozemond, Inventaris van het oud-archief der distilleerderij en likeurstokerij „De Graauwe Hengst" Daniël Visser en Zoonen te Schiedam, anno 1716 (gestencild, 1961). Dr. I. H. van Eeghen, Inventarissen van de familie-archieven Heshuysen, Hooft en Hooft van Woudenberg, Amsterdam, 1961. 129 Taal, De Goudse kloosters in de Middeleeuwen. Proefschrift van de R.K. Universiteit te Nijmegen - 1960. Uitgeverij Paul Brand N.V. Hilversum - XII en 205 blz., met afbeeldingen. Ongetwijfeld is het een goede gedachte geweest van de heer Taal, die in middels als gemeente-archivaris van Gouda is afgetreden, zijn kennis van de Goudse kloosterarchieven bij gelegenheid van de ordening en inventarisatie opgedaan in een proefschrift te verwerken. Zijn de oudste abdijen in het graafschap Holland bijv. die van Egmond en Rijnsburg ten platten lande ontstaan, in Gouda en menige andere Hollandse stad is het eerst laat, tegen het einde der 14de eeuw tot kloosterstichting ge komen. De Moderne Devotie heeft er naar het oordeel van de schrijver de stoot toe gegeven. Omstreeks 1500 waren er tien kloosters te Gouda: drie mannen-, zes vrouwen- en een dubbelklooster. Daar de archieven van de meeste dezer kloosters in de loop der eeuwen sterk geleden hebben, is het te meer te waarderen, dat er van het Fraterhuis der Collatiebroeders, van het St. Marga- reta- en het Brigitten-convent naast archivalia in engere zin ook nog een kloosterkroniek voorhanden is. Het is overigens niet wel doenlijk het vele, dat de schrijver over de Goudse kloosters meedeelt hun ondergang tijdens de Opstand incluis, in kort bestek samen te vatten. Terwijl de synthetische behandeling van de stof naast onmis kenbaar voordeel toch ook het bezwaar meebrengt, dat de gegevens betreffende de afzonderlijke kloosters over alle hoofdstukken zijn verspreid, is de waarde van 'het proefschrift hierin gelegen, dat het onze kennis van het kloosterleven in het landsheerlijke tijdvak inzonderheid te Gouda verrijkt en verdiept. Men zal er bijzonderheden in aantreffen, die men in de oudere litteratuur vergeefs zal zoeken. In dit verband zij slechts gewezen op twee merkwaardige schepen vonnissen van 1569 en 1571, waarbij jonge meisjes, die zich misdragen hadden, te hunner verbetering in een klooster werden geplaatst, zodat het klooster afgezien van andere functies, die het in de stedelijke gemeenschap vervulde in uitzonderingsgevallen, hoopgevende gevallen wel te verstaan, dienst blijkt te hebben gedaan als opvoedingsgesticht voor ontspoorde jeugd. Dankbaar zal de lezer ervoor zijn zich uit de bijgevoegde afbeeldingen een indruk te kunnen vormen van de uiterlijke gedaante van zeven Goudse kloosters in de 16de eeuw. De schrijver zou het grondbezit van de kloosters in de om geving van Gouda nader hebben kunnen bepalen met behulp van de kohieren van de tiende penning in het Algemeen Rijksarchief, maar men zal toe moeten geven, dat dit van minder belang zou zijn geweest voor de kloostergeschiedenis dan voor de economisch-sociale geschiedenis van het Zuid-Hollandse platteland. Al met al moet het voor de heer Taal, die door een niet al te goede gezond heid in zijn aspiraties werd belemmerd, een grote voldoening zijn dit proef schrift te hebben tot stand gebracht. Voor de vakgenoten is het niet minder verblijdend. J. FOX

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 15