120 is: een ambitieus ambtenaar, een heel goede organisator en een uitstekende archivaris. Toen al legde hij de grondslag van het „griffiersarchief". Het aantal persoonlijke aantekeningen over allerlei zaken uit deze periode van zijn leven is legio. Als griffier heeft hij zijn archief uitgebouwd, zodat dit thans met 23 strekkende m. deel uitmaakt van het familie-archief Fagel, hetgeen tevens be tekent de helft van de totale omvang. Toch werd aan hem als ondergeschikt ambtenaar bij de griffie niet in de allereerste plaats gedacht toen het aankwam op de identificatie van de onbe kende persoon, die de inventaris van de loketkas in eerste instantie had bij gehouden. De gedachten gingen eerst uit naar de agenten der Staten-Generaal omtrent de wisseling van de 17e naar de 18e eeuw, wier bezigheid dit eigenlijk was, maar noch Spronssen, noch Roosenboom, noch Ten Hove bleken hieraan te hebben voldaan. Tenslotte leverde een vergelijking van het onbekende handschrift in de inven taris van de loketkas met dat van de persoonlijke aantekeningen van Hendrik Fagel de Oude het gewenste resultaat op. Wanneer hebben Hendrik en ook zijn oom Frangois het werk verricht, dat aan het bijwerken van deze inventaris verbonden was? Eerder dan de datum van zijn benoeming op 31 maart 1728 zal Hendrik niet met dit werk begonnen zijn, terwijl toch ook enkele jaren nodig waren om zich in te werken. Zijn oom schreef het laatste dossier in, dat tot 1730 loopt, zodat de conclusie luidt, dat de beide Fagels samen in dat jaar of daarna de loketkas sedert 1677 hebben aangevuld, maar vóór 1744, toen Frangois Fagel als griffier zijn ontslag nam en Hendrik Fagel hem als vierde griffier uit de familie Fagel opvolgde. In zoverre is deze aanwijzing belangrijk omdat thans vastgesteld kan worden dat het exemplaar „Voor den Heer Agent Spronssen" pas omstreeks 1730 werd afgesloten en niet eerder, zoals Jhr. van Riemsdijk veronderstelde. Men kan het echter eens zijn met zijn opmerking over de veranderde taak van de agent der Staten-Generaal, want noch Spronssen, noch zijn opvolgers, hebben zich na 1677 met het bijhouden van de inventaris bemoeid.4) Hun taak werd vrijwillig overgenomen door de griffier Frangois Fagel en de commies Hendrik Fagel. Ook kan men vrede hebben met de opvatting van Jhr. van Riemsdijk dat deze inventaris na 1677 „niet geregeld" meer werd bijgewerkt. Indien men hierbij in aanmerking neemt dat tussen 1677 en 1730 een tijdsverloop van 53 jaren ligt, dan komt men inderdaad tot deze opvatting. Het is echter de vraag in hoeverre de verplichting tot het bijhouden van een inventaris „geregeld" terugkeert en ook de praktijk leert, dat deze verplichting met een korreltje zout moet worden genomen. Een andere vraag is of de invenaris van de loketkas volledig is bijgehouden, m.a.w. of alle dossiers, die erin thuishoren, inderdaad zijn opgenomen. Men krijgt de indruk, dat Frangois Fagel de Oude wel naar volledigheid streefde, omdat hij tussen de oude tekst van De Heijde dossiers heeft ingevoegd, maar daarmede is de aanwezigheid van dossiers met zijn handschrift erop in het 4) Na het schrijven van dit artikel is mij uit de dissertatie van dr. J. Heringa „De Eer en Hoogheid van de staat" (1961) duidelijk geworden dat de agent zich reeds in het begin van de 17e eeuw ging bezighouden met de ontvangst van ambassadeurs en ge zanten, maar dat deze taak geleidelijk eerder lichter dan zwaarder was geworden, alhoe wel er nog meer dan genoeg te doen overbleef in de tijd, die hier besproken wordt (p. 503 vlg.) 121 „griffiersarchief" nog niet verklaard. De werkzaamheden van Hendrk Fagel de Oude blijven hierbij buiten beschouwing, omdat hij met de samenstelling van zijn dossiers pas na 31 maart 1728 begonnen kan zijn. Logisch zou het zijn geweest als Francois Fagel na 1730 met de vorming van zijn dossiers een begin had gemaakt, omdat dit dan geschiedde na de laatste bijwerking van de loketkas. Het tegendeel is echter waar, zodat men zich afvraagt welke dossiers uit het „griffiersarchief" het verzuim zouden kunnen goed maken, waarop Jhr. van Riemsdijk wees. Bij het uitzoeken van deze dossiers deed zich echter de vraag voor in hoe verre de samenstelling van de dossiers van het „griffiersarchief gelijkwaardig is aan die van de loketkas. Immers bouwde men in de 17e eeuw een dossier op met als basis het originele stuk over een bepaald onderwerp, waaraan men de opvolgende originele documenten, hetzij brief of memorie, toevoegde. Voor gaande stukken werden meestal gecopiëerd en als retroacta bij de originele stukken gelegd. Deze drie elementen van dossiers vindt men sporadisch terug in het „grif fiersarchief" van de Fagels en evenmin in de verzamelngen van copiëen, die Van Riemsdijk nog wilde opnemen in de loketkas der Staten-Generaal. Bij het merendeel der eerstbedoelde dossiers treft men de volgende samenstelling aan: aantekeningen over het behandelde onderwerp met de retroacta (copiëen). soms gecombineerd met een lijst van deze of oudere retroacta. Drie combinatie-, kunnen zich dus voordoen, maar het originele stuk als basis van het dossier is hoge uitzondering. Officieel verhuisde dit in de tijd van onze beide Fagels naar de liassen der Staten-Generaal, omdat er een nieuwe registratuur der brie ven was ingevoerd, zoals we van Jhr. van Riemsdijk hebben vernomen. Alleen komen dus in aanmerking dossiers met originele stukken van het „griffiersarchief", die daarin voorkomen onder dezelfde respecten als de in de inventaris van de loketkas. Zij worden opgesomd aan de hand van de onderstaande lijst, die samengesteld is als volgt: le kolom: respecten van de loketkas. 2e kolom: jaren over welke dossiers door Francois en Hendrik Fagel werden ingeschreven tussen 1677 en 1730. 3e kolom: respecten van het „griffiersarchief", welke overeenkomen met die van de loketkas of die hetzelfde begrip uitdrukken. 4e kolom: jaren over welke dossiers met originele stukken in het „griffiers archief" tussen 1677 en 1730 voorkomen. Loketkas Dossiers Respecten 1677-1730 „Loopende Stucken" 1678-1728 „Particuliere Stucken" geen „Processen" geen „Munte" geen „Maestricht ende de Landen van Overmaze" 1682-1729 ,,'s Hertogenbosch" 1678-1728 „Peelant" 1679 „Oosterwijck" geen „Kempelant" geen „Maeslant" geen „Admiraliteijts Stucken" 1686-1717 „Griffiersarchief" Dossiers Respecten 1677-1730 respect komt niet voor respect komt niet voor „Judiciele Zaaken" geen „Munte" geen „Maastrigt en Landen van Overmaze" 1713 (nr. 1732) „Brabant" geen .Admiraliteiten" 1682-1694

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 11