1678-1691
1690, 1693-1728
1682
1690-1729
1678-1694
1728
1679
1686-1687
1689-1719
1690
1676-1704
1688-1691
1711-1713
1676-1706
1681
1677-1688
1683-1724
1694-1719
1691
1690-1719
1680-1697
1697-1714
1677-1685
1692-1719
1689
1680
1699-1730
118
Nu komen de verschillen in waardering over de datering. Met een volkomen
ander handschrift werd voorgaande titel uitgebreid met „Tot ende omtrent den
jare 1677 op exemplaar I, met „Tot ende met den jare 1677'' op exemplaar
II, terwijl exemplaar III kort en krachtig vermeldt: „Inventaris, anno 1680".
Exemplaar I was bestemd „Voor den Heer Agent Spronssen", exemplaar II
„Voor den Heer Commis Fagel" en exemplaar III zonder twijfel voor de
griffier Hendrik Fagel de Oudste, alhoewel dit niet op de perkamenten band
of anderszins is vermeld.
De titels van de drie exemplaren wijzen er op, dat de inhoud niet alleen
een opgave van de dossiers in de loketkas wordt gegeven, maar dat men hier
ook te doen heeft met een volledige inventaris van het archief der Staten-
Generaal naar de toestand, zoals deze toen bestond, inclusief de loketkas,
exclusief de secrete kas, waarvan een aparte inventaris aanwezig was.
Afwijkingen in deze titels doen zich alleen voor op de plaatsen, waar het
einde van de inventaris kan worden verwacht. Het blijkt dan, dat het jaar
1677 juist is gekozen ten aanzien van het gedeelte van de inventaris, waarin
de inhoud van de loketkas wordt behandeld, maar niet ten opzichte van het
gedeelte, waarin het hoofdarchief van de Staten-Generaal naar de toestand
van die tijd ter sprake komt. Hierin worden registers genoemd, die in het jaar
1680 eindigen, zodat de vermelding „Inventaris, anno 1680" de meest correcte
is.
Drie personen ontvingen ieder een exemplaar van deze inventaris. Nummer
III kwam toe aan de griffier Hendrik Fagel de Oudste, die zijn stiefbroeder
Gaspar Fagel bij resolutie der Staten-Generaal van 27 augustus 1672 was op
gevolgd. Hendrik was daarmede de tweede griffier van de naam Fagel, die
tot dit hoge ambt geroepen werd.
Zijn zoon Francois Fagel de Oude werd bij resolutie der Staten-Generaal
d.d. 7 augustus 1680 tot commies der Staten-Generaal aangesteld. In deze
functie ontving hij exemplaar II. Later op 3 setpember 1685 werd hij mede
griffier aan de zijde van zijn vader, die hij bij resolutie der Staten-Generaal
van 13 februari 1690 als enige griffier opvolgde. Hij was dus het derde lid
van de familie Fagel, die het griffierschap op zich nam. Tegelijkertijd werd zijn
jongere broeder Hendrik tot commies benoemd. Vandaar diens bijnaam „de
Commis"
Mr. Alexander Spronssen ontving exemplaar I, waarop onze aandacht spe
ciaal is gericht, omdat hierin het handschrift van Francois Fagel de Oude werd
gesignaleerd. Spronssen werd bij resolutie der Staten-Generaal d.d. 9 december
1678 tot agent benoemd als opvolger van de maker van de inventarissen van
de loketkas en de secrete kas, Cornelis de Heijde. Hij overleed in 1688 en werd
toen opgevolgd door Mr. Carel Roosenboom, die het ambt van agent tot zijn
dood in 1720 waarnam. Zijn opvolger is mr. Nicolaas ten Hove.
In het kort is hier dus geschetst in welke omgeving Spronssen zich bevond
toen hij exemplaar I in ontvangst nam. Behalve de hand van Francois Fagel de
Oude is er nog een andere, die dossiers in deze inventaris heeft geboekt en
niet dezelfde is als die van de klerk, die dit net-exemplaar heeft vervaardigd.
Wie dit gebruikte is een vraagpunt, dat straks aan de orde zal komen. Sprons
sen was het zeker niet, zoals uit de onderstaande lijst zal blijken. Deze lijst
geeft een overzicht van de respecten, die in de inventaris van de loketkas zijn
aangebracht met daarachter een opsomming van de jaren over welke dossiers
119
na 1677 werden ingeschreven. In de eerste kolom door de ons nog onbekende
persoon en in de tweede door de griffier Francois Fagel de Oude.
Geen rekening werd gehouden met de inschrijving van dossiers vóór 1677
tussen de bestaande tekst van Cornelis de Heijde en evenmin met dossiers,
die pas in de 19e eeuw met een moderne hand op enkele bladzijden werden
opgenomen.
Loketkas, Respecten
„Loopende Stucken"
„Particuliere Stucken"
„Processen"
„Munte"
„Maestricht ende de Landen van Overmaze
,,'s Hertogenbosch"
„Peelant"
„Oosterwijck"
„Kempelant"
„Maeslant"
„Admiraliteijts Stucken"
„Convoyen ende Licenten"
„Oostindische Comp e"
„Westindische Compe"
„Ommelopers van Vlaenderen"
„Reeckeningen van Vlaenderen"
„Caerten"
„Oostvrieslant"
„Hoogduijtsland, Poolen ende Moscovien"
„Sweeden"
„Denemarcken"
„Brandenburch"
„Vranckrijck"
„Spaigne"
„Fngelant"
„Portugael"
„Italien, Savoyen, Constantinopelen, Maroc
cos, Venetien, Zalée ende Barbarien"
Aan de hand van de eerste kolom kan worden geconstateerd dat de ons
onbekende persoon zijn laatste dossier onder het respect „Reeckeningen van
Vlaenderen" in 1706 of daarna heeft ingeschreven. Spronssen deed dit zeker
niet, want hij stierf zoals reeds opgemerkt is -in 1688.
Genoteerd kan verder worden aan de hand van de tweede kolom, dat
Francois Fagel de Oude zijn laatste dossier onder het respect „Italien enz."
inschreef in of na het jaar 1730. Hij trad als griffier af wegens gezondheids
redenen op de hoge leeftijd van 85 jaren in 1744. Toen waren reeds jongere
krachten uit de familie Fagel bij de griffie der Staten-Generaal werkzaam,
die het griffierschap van Francois Fagel overnamen. Zijn neef Hendrik Fagel
de Oude, de organisator van het „griffiersarchief", trad in 1744 in zijn plaats
op als griffier, nadat hij eerst bij resolutie der Staten-Generaal van 31 maart
1728 zijn overleden oom Hendrik Fagel „de Commis" in deze betrekking was
opgevolgd.
Samen regelden dus Oom en Neef Fagel gedurende 16 jaren de zaken bij
de griffie van H.H.M. en het is te te begrijpen, dat deze tijd een uitstekende
leerschool voor de jonge Hendrik is geweest. Hij werd dan ook onder leiding
van zijn oom en bij de griffie opgeleid tot wat hij later als griffier geworden
onbekend hs.
hs. Frangois Fagel
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen
geen