50
51
beheerders van kaartenverzamelingen steeds vaker een beroep gedaan. Het is.
dus een eis van de tijd, dat de kaarten zó beheerd worden, dat ze gemakkelijk
geraadpleegd kunnen worden. Het is nodig, dat goede catalogi van kaarten
gemaakt worden.
Steeds meer komt men tot het inzicht, dat in archieven, bibliotheken en
andere instellingen, die grote kaartenverzamelingen bezitten, minstens één c,p
het gebied van de kartografie deskundige kracht moet zijn, die zich in hoofdzaak
met de kaarten kan bezig houden. Hoewel op dit punt nog veel te wensen
over blijft stemt het tot voldoening, dat b.v. in 's-Gravenhage, zowel in de
Koninklijke Bibliotheek als in het Algemeen Rijksarchief, een speciale kracht is
aangesteld, die in hoofdzaak met het beheer van de kaarten belast is. Het is
een bewijs, dat de kaartenverzameling niet meer als een lastig onderdeel be
schouwd wordt, maar als een aparte sectie, die speciale zorg waard is.
Reeds lang heeft het vraagstuk, hoe kaarten in bibliotheken en archieven
beschreven moeten worden, de gemoederen bezig gehouden. De Oudheidkundige
Bond en het Topografische Repertorium hebben o.a. dit probleem aan de orde
gesteld, door het rondzenden van circulaires en het publiceren van ontwer
pen2). Wat de kaarten in bibliotheken betreft is men nu gelukkig tot over
eenstemming gekomen en zijn regels voor de titelbeschrijving als hoofdstuk VI
opgenomen als onderdeel van de algemene regels van titelbeschrijving3).
Het is zeker een grote verbetering, dat er door deze nieuwe regels meer
eenheid in het beschrijven van kaarten zal komen. Of die regels volmaakt zijn
en overal en altijd toegepast zullen worden? Ik betwijfel het. Vooreerst blijft
de moeilijkheid van het kiezen van het hoofdwoord. Terecht is men afgestapt
van het zoeken naar de naam van een auteur, die nu eenmaal bij een kaart vaak
niet kan worden aangewezen. Immers bij het vervaardigen van een kaart
kunnen een landmeter, een geograaf, een tekenaar, een graveur, een drukker
en een uitgever of boekverkoper betrokken zijn. Bij moderne kaarten, b.v.
stafkaarten, is het evenmin mogelijk één persoon als auteur aan te wijzen. In
plaats van de auteur, die bij boeken meestal het hoofdwoord van de titel
beschrijving bepaalt, heeft men nu gekozen de moderne aanduiding van het
op de kaart afgebeelde gebied. Ik verwacht, dat het vinden van dit hoofd
woord in de praktijk vaak op moeilijkheden zal stuiten. Verder heb ik persoonlijk
bezwaar tegen de te grote normalisatie, die de regels nastreven. Ik blijf van
mening, dat bijzondere kaarten een zeer uitvoerige beschrijving verdienen,
terwijl onbelangrijke kaarten soms groepsgewijs heel kort kunnen worden
beschreven. En tenslotte zijn de regels wel erg ingesteld op de gedrukte kaarten,
die in de bibliotheken overheersen en minder op de getekende kaarten, die
de meerderheid in de archieven vormen. Ik heb dan ook enige jaren geleden
regels geformuleerd, die speciaal voor kaarten in archieven gelden en die
2) G. de Jong. De titelbeschrijving en rangschikking van geografische kaarten Oud
heidkundig Jaarboek 12 (1944), blz. 120-127. G. de Jong. De kaartenverzameling. Biblio
theekleven 37 (1948), blz. 267-281. A. de Smet. De kaarten in de bibliotheek. Archives,
bibliothèques, musées de Belgique, tome 23 (1952), p. 134-150. F. Engel. Ueber das
Ordnen und Verzeichnen von historischen Karten und Planen. Veröffentlichungen der
Niedersachsischen Archivverwaltung, Heft 9 (Göttingen 1958).
3) Regels voor de titelbeschrijving vastgesteld door de Rijkscommissie van advies
inzake het bibliotheekwezen. 7de druk (Leiden 1959).
kunnen worden opgenomen in de op stapel staande nieuwe uitgave van de
Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven'4).
In ons land bestaat tot heden geen overzicht van de kaartenverzamelingen.
Fockema Andreae geeft in de inleiding van zijn Geschiedenis van de kartografie
van Nederland5) een korte aanduiding en noemt terecht als de drie grote
verzamelingen in ons land die van de Universiteits-Bibliotheken in Amsterdam
en Leiden en die van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Ondertussen,
ook op dit punt is verbetering op komst. Ir. C. Koeman uit Utrecht is nl. bezig
met het verzamelen van materiaal voor een overzicht van de kaartenverzame
lingen in Nederland, met opgave van de bestaande catalogi en inventarissen6).
Het zal inderdaad voor velen een groot gemak zijn dat men niet meer, zoals
tot nu toe, op goed geluk in bibliotheken of archieven naar een bepaalde
kaart of naar kaarten van een bepaald gebied behoeft te zoeken. Een tweede
stap in de goede richting zou zijn, dat men tot het samenstellen van een
soort van „Centrale Catalogus", althans van de meer zeldzame kaarten, kwam.
Helaas is men ten aanzien van de kaarten en de topografische prenten nog niet
zo ver als bij de historieprenten en portretten, die men, dank zij de voor
treffelijke catalogi van Fred. Muller en anderen, vrij gemakkelijk kan vinden.
Ik noemde zojuist als de drie grote kaartenverzamelingen in ons land de
Universiteits-Bibliotheken in Amsterdam en Leiden en het Algemeen Rijks
archief in Den Haag. In Amsterdam heeft men, behalve het oude stadsbezit,
de rijke verzamelingen van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig
Genootschap, in Leiden de onvolprezen collectie Bodel Nijenhuis7). Daarnaast
staan dan vele kleinere verzamelingen, zoals die van de Scheepvaart-musea in
Amsterdam en Rotterdam, provinciale en stedelijke bibliotheken, rijks- en ge
meentearchieven, genootschappen, zoals het Genootschap voor Kunsten en
Wetenschappen in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch.
Nu bestaat er tussen de verzamelingen van beide Universiteits-Bibliotheken
enerzijds en het Algemeen Rijksarchief anderzijds een groot principieel verschil
in de wijze, waarop die collecties zijn gevormd. De kaartencollecties van de
beide bibliotheken zijn gevormd door aankoop of schenking, evenals de biblio
theken hun boeken krijgen door aankoop of schenking. Geheel anders bij de
archieven in het algemeen en bij het Algemeen Rijksarchief in het bijzonder.
Het is maar bij uitzondering, dat archieven stukken, en ook kaarten, krijgen
door aankoop of schenking. Verreweg het grootste deel van de stukken, en
ook van de kaarten is, om zo te zeggen langs natuurlijke weg, in onze
archiefbewaarplaatsen terecht gekomen. De meeste kaarten van onze ver
zameling hebben deel uitgemaakt van archieven, die, omdat ze voor het nage
slacht bewaard moeten blijven, wanneer ze niet meer nodig zijn voor de
administratie, naar onze archiefbewaarplaatsen zijn overgebracht. Hiermede
4) Regels voor het beschrijven van kaarten in archieven. Nederlands Archievenblad
57 (1952), blz. 58-68 en 64 (1960), blz. 129. Zie verder de in noot 2 genoemde publi
caties.
5) Blz. 2-5.
6) Circulaires werden in 1958 verzonden aan alle kaartenbezittende instellingen. Wij
mogen verwachten, dat dit overzicht t.z.t. in druk zal verschijnen.
Een korte opgave van deze collectie in mijn: Overzicht van de litteratuur over
de oude cartografie van Nederland. T.A.G. 63 (1946), blz. 315-339. In dit overzicht
en in de litteratuuropgaven van het boek van mr. Fockema Andreae, genoemd in noot 1,
kan men zich oriënteren ten aanzien van de historische kartografie van Nederland.