90 ondanks een daling t.a.v. beide, het maximum aan bezoekers (489), Groningen aan bezoeken (c. 3000), Zeeland voor beide het minimum (151 en 504). Voor Overijsel wordt wederom alleen het aantal der bezoekers vermeld, maar voor de hier gegeven vergelijking maakt dat niet uit. BUITENLANDSE ARCHIVISTISCHE LITERATUUR II De jaargang 1960 van The American Archivist opent (afl. 1) met een artikel van O. W. Holmes: „Public RecordsWho knows wat they are?, een belang rijke bijdrage voor een vraagstelling die ook ons beroert. Hij behandelt de diverse regelingen van Staten overal verschillend, het best in Louisiana, dat hij anderen ten voorbeeld stelt -en Federatie, en beantwoordt de gestelde vraag als volgt: I think the archivist best knows. En hij eindigt: Let us proceed soon to locate the cornerstones and mark the boundaries. Hieraan sluit nauw aan het artikel „Archivists and records-managers, a partnership", van Leroy de Puy, waarin deze tracht een brug te slaan over de tegenstellingen tussen archivisten en „records-managers", eigenlijk „two branches of a common pro fession Vaughin D. Bornet: The manuscripts of Social Welfare, geeft, nu de tijd gekomen is de problemen onder het oog te zien, ontstaan door de ophoping van grote hoeveelheden stukken der talrijke organisaties van Social Welfare, beschouwingen hoe dit aan te pakken, uit den aard der zaak Ameri kaans, doch die ook onze aandacht verdienen. Jacob R. Marcus behandelt »The American Jewish archives waarvan hij directeur is. Deze zijn gesticht in 1947; zij verzamelen materiaal inzake leven en geschiedenis van het Ameri kaanse Jodendom in de ruimste zin en vormen reeds thans een belangrijk centrum van onderzoek daarvan. Een deel van het materiaal is origineel, het merendeel mikrofilms en fotocopieën; het gaat terug tot de koloniale periode. Belangrijk zijn ook de uitgebreide verzameling papieren van Amerikaanse Joden uit de 18e en 19e eeuw, en vele memoires. Verder wat wij helemaal niet in een archief verwachten: „its pictorial collection is outstanding". Het instituut geeft sinds 1948 een tijdschrift uit cui titulum: American Jewish Archives, en daarnaast afzonderlijke publikaties. Sinds 1956 is er aan toegevoegd het American Jewish Center, verzameling, in originali of mikrofilm, van Amerikaanse periodieke geschriften; het plan is daarvan een zo volledig mogelijke collectie sinds 1823 bijeen te brengen. Tenslotte brengt de afl. „Abstracts of foreign periodicals overzicht der buitenlandse literatuur, in dl. I (1938) opgezet, doch meer dan 18 jaar onderbroken, maar dat nu geregeld zal verschijnen. Afl. 2 brengt een artikel van Bell I. Wiley: The role of the archivist in the Civil War centennial (,,it seems to me that the most important thing that the archivist can do in connection with civil war centennial is to help promote a better understanding"), van Ph. D. Jordan: The challenge of medical records (thema: de velerlei medische aspecten, die invloed hebben gehad op mensen en volken, voor de geschiedenis waarvan archivarissen de bronnen bijeen kunnen brengen; de gegevens zijn verspreid in de gebruikelijke algemene openbare archiefbronnen maar ook in die van georganiseerde groepen, beroepen, be drijven, verenigingen); Seymour V. Connor, Legal materials as sources of history (waaronder zijn te verstaan de „papers of courts and lawyers", met enige interessante voorbeelden en de wens van bewaring van archieven van advocaten, hoezeer moeilijk wegens de bijzondere verhouding van advocaat en 91 cliënt). „Court records-orphans among archives" is de titel van een artikel van Allen Weinberg, een Amerikaanse bijdrage tot het vernietigingsvraagstuk. In een artikel; Managing the records of the world's greatest city" behandelt James Katsaros de organisatie van de archiefdienst van New-York sinds 1926. In december 1939 werd „the Mayor's Municipal Archives" ingesteld, dat reeds in het voorjaar een rapport uitbracht, waarin o.a. werd medegedeeld dat de archieven der stad in 2187 bewaarplaatsen waren ondergebracht; het stelde systematische vernietiging voor onder goedkeuring van zijn voorzitter, en voorts dat deze stukken zouden worden verkocht aan geautoriseerde papier handelaars en niet langer naar de verbrandingsoven zouden worden gezonden. Tenslotte dat een centraal archief gebouw zou worden opgericht. Dit kwam, met Amerikaanse voortvarendheid, reeds in 1943 gereed, en werd reeds in 1951 uitgebreid. 20000 kubieke voet dateert uit de 17e eeuw; de staf is uitgebreid van 7 tot 17, doch staat te worden vermeerderd, evenals de bergruimte (met „the latest facilities and equipment, including microfilming facilities"). Een nota over „Municipal archival programs" van Thornton W. Mitchell en een mededeling: „How to transfer the governor's papers" van dr. M. L. Radoff (betreft een in 1939 overleden gouverneur van Maryland) besluiten de reeks der artikelen. In afl. 3 wordt, n.a.v. de onthulling van zijn portret in de Conference Room der National Archives in april 1960, dr. Solon J. Buck, oud-professor aan de Universiteit van Minnesota en oud-archivaris der States, gehuldigd als „scholar- administrator" door Th. C. Blegen, als archivaris door Ernst Posner. Het geestig antwoord hierop vindt men op p. 370. -De staatsarchivaris in Colo rado, Dolores C. Renze, schetst in een artikel: The State archivist.3 D public servant, de funktie van archivaris. Niet, zoals te vaak het geval is, ,,a passive receiver of archives" moet hij zijn, doch „aggressive in his collection and preservation of materials". Miss E. H. Wray beschrijft de archieven van Hawaii. Bewaard zijn wat archivalia van het oude koninkrijk, maar eerst na de annexatie in 1898 kwam er een behoorlijke archiefverzorging; in 1954 kwam een nieuw archief gebouw. Ook de modernste problemen gingen hier niet voorbij, maar: „the archives has never had other than advisory control over the creation and maintenance of records". In 1959 is een „centraal microfilming service" ingesteld. H. B. Fant herdenkt Carl Ludwig Lokke, een der voor mannen van het Amerikaanse archiefwezen, sinds 1935 verbonden aan de National Archives, die van 1948 tot 1952 adjunct-redacteur van The American Archivist is geweest. Volgen bijdragen van dr. P. Lewinson, Towards accessioning standards-research records; van Lester K. Born, The National Union catalog of manuscript collections: progress (overzicht van hetgeen de laatste jaren onder zijn leiding is bereikt)L. W. van Kersen: The National Register of Archives, sinds 1945 bij het Public Record Office te Londen, waarvoor wij belangstellenden naar de afl. zelve moeten verwijzen. Uit de News Notes vermelden wij de oprichting van een commissie voor de bewaring van „labor archives" (betr. vakverenigingen e.d.), die een tijdschrift uitgeeft: Labor History, dat ernaar streeft „to present clearly and without bias the purposes and goals of the labor movement and to record its significant historical aspects and personalities". Afl. 4 opent met een nieuwe rubriek: Editor's Forum, ingezonden stukken aan de redactie, o.a. opmerkingen n.a.v. in het tijdschrift verschenen bijdragen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 22