87 86 vankelijk op grond van 62 der Handleiding een doorlopende nummering van ieder fonds, dus ook van de bescheiden van de B.S., voorstond, tenslotte, in dien men aanneemt dat deze bescheiden geen archief in de gebruikelijke zin van het woord vormen, zijn bezwaren tegen het niet doornummeren wilde herzien. In 1930 werd een overeenkomst gesloten waardoor rechtstreeks uitlening van en naar de Pruisische staatsarchieven mogelijk werd; in 1954 werd een regeling getroffen deze zendingen via het Algemeen Rijksarchief per diplo matieke koerier te doen plaats vinden. Aangezien men in Duitsland de mening huldigt dat de regeling van 1930 nog onverminderd van kracht is, is de oude toestand hersteld. Gepleit werd voor mede rechtstreeks verkeer met België, waarover met de algemene rijksarchivaris aldaar ruggespraak zal worden ge houden en bij gunstig resultaat aan de rijks- en gemeentearchivarissen mede deling zal worden gedaan. Op de vraag of aan gemeentearchieven in Duitsland mag worden uitgeleend werd van departementswege medegedeeld dat dit alleen met machtiging van de minister mag plaats vinden. Vermeld worde nog het is overigens geen nieuws, maar het schijnt nodig er nog eens aan te herinneren -dat gewaarmerkte afschriften door de archief dienst niet behoeven te worden gezegeld. Afschriften, bestemd om te dienen bij aanvragen tot verkrijging van adeldom, moeten wel op zegel zijn. Het verslag over het A.R.A. vermeldt dat, hoewel de over de bouw van een nieuwe algemene archiefbewaarplaats gehouden besprekingen hoopvol stemden, gezien het nijpend gebrek aan depot- en bureauruimte, op dit punt nog geen definitieve beslissing kon worden verkregen. Ook in de „provincie" was de toestand vaak weinig rooskleurig. Over weinig schot in de zaak leest men klachten uit Noord-Brabant en Zeeland, en ook uit Limburg, waar ook in 1959 geen uitvoering werd gegeven aan het plan de v.m. Commandants woning op de tweede binnenhof te verbouwen tot twee dienstwoningen. De omgewerkte plannen voor het rijksarchiefgebouw in Gelderland zijn echter gereed en verwacht mag worden dat in de loop van 1960 met de bouw zal worden begonnen. De huur van het bij de gemeente in gebruik zijnde gedeelte van het rijksarchiefgebouw te Utrecht, die 31 dec. 1959 afliep en was opgezegd, is op verzoek van het gemeentebestuur voor drie jaar verlengd. Lang is het verhaal over het Friese depot. De Prov. Bibliotheek van Friesland krijgt een nieuw eigen gebouw, maar of het rijksarchief nu de beschikking over de Kanselarij zal krijgen is de vraag: de overtuiging is ge rezen dat, gezien de eisen aan een moderne archiefbewaarplaats te stellen en rekening houdend met het monumentaal karakter van de Kanselarij, nieuw bouw onvermijdelijk zal blijken. Gestreefd wordt naar het verkrijgen van bouwterrein bij voorkeur in de omgeving van het terrein, waar de nieuwe Prov. Bibliotheek zal verrijzen. Een merkwaardige mededeling komt uit Noord-Holland: de brandweer maakte ernstig bezwaar tegen het feit dat de branddeuren overdag niet gesloten werden gehouden. Daar het geregeld over brengen der stukken voortdurend openen en sluiten onmogelijk maakte werd er dit op gevonden dat in de doorgangen tochtdeuren werden aangebracht, voorzien van draadglas. T.a.v. de voortgang der inventarisatie kan het volgende worden vermeld Van de inventaris van het archief der Staten-Generaal werd de definitieve tekst voltooid; het schrijven van de inleiding en het samenstellen van index en concordans volgt in 1960. Een aanvang werd gemaakt met de samenstelling van een uitvoerige lijst van Nederlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren en van buitenlanders, die hier te lande in gelijke funkties hebben vertoefd, 1576-1796, zulks ter vervanging van Bittner's Repertorium der diplomatischen Vertreter. De beschrijving van de financiële stukken der V.O.C. kwam voor de helft gereed; een nieuwe beschrijving werd gemaakt van stukken, afkomstig van naar Indië gezonden vloten vóór het permanent bestuur van Gouverneur en Raden in 1609. De bewerking van de omvangrijke Fagel- archieven - zij betreft niet minder dan 26 leden dezer familie werd voor gezet; o.o.v. zal de beschrijving in 1960 gereed komen. Bij de beschrijving der losse aanwinsten der tweede afdeling kwam een familiearchief je Van Pestel (hoogleraar te Leiden, 1724-1805) te voorschijn, waarin brieven, ingekomen bij de prins van Nassau-Weilburg. De beschrijving der series van het archief der Staten van Holland werd voortgezet en gegevens over de inven tarisatie van dit archief werden verzameld. De ordening en beschrijving van het archief der grafelijkheidsrekenkamer van Holland werd voortgezet, waarbij o.a. aandacht is besteed aan het achterhalen van verspreid geraakte charters. Beschreven werden de inschrijvingsregisters van het Huis van Bewaring te 's-Gravenhage. Van enkele charters, nog niet ingedeeld bij enig archief en meest uit de hss.-verzameling afkomstig, kon worden vastgesteld dat zij tot de archieven der vier abdijen alsmede tot het huisarchief Duvenvoorde be horen. De indicering der doopboeken van Zuid-Holland 1695-1795 werd voortgezet; verwacht mag worden dat dit binnen twee jaar gereed zal zijn. De inventarissen van de Staten van Holland en van de grafelijkheidsreken kamer werden met behulp van indices beter toegankelijk gemaakt. De herordening van het familiearchief Thorbecke werd voortgezet; de beschrijving van het archief Pauw van Wieldrecht werd voltooid. In de provinciën werd de inventariswerkzaamheid door de steeds drukker wordende inlichtingendienst gehandicapt, m.n. in Noord-Brabant waardoor de retroacta van de B.S. van Den Bosch niet gereed kwamen Gelderland, Utrecht, en vooral in Friesland en Drente. Niettemin valt toch „voortgang" te constateren. In Gelderland werd het werk aan het hertogelijk archief voort gezet; daarbij kwam vast te staan dat de beschrijving van de afdeling Nieder- landische Urkunden in het werk van J. Loenen over de Weense archieven zeer veel te wensen overlaat en dat een onderzoek ter plaatse naar de voor Nederland belangrijke archivalia hoogst noodzakelijk is. Een aanvang werd gemaakt met de reconstructie van de archieven van de Staten der drie v.m. kwartieren en hun gedeputeerden, door wanbegrip van vroegere archiefbeheer ders dooreengemengd. De inventaris van het archief der Hoofdmannenkamer of Hoge Justitiekamer in Groningen werd aangevuld met een regestenlijst en een index; zij is nu persklaar. In Overijsel werd de bewerking der rechterlijke archieven voortgezet, m.n. de bewerking van het richterambt Oldenzaal. De inventaris van de archieven der Landen van Overmaas (Limburg) is op de inleiding na gereed. In Zeeland werd de arbeid aan het prefectuurarchief voortgezet; resteert nog het laatste deel van het archief der tweede divisie en de gedeponeerde archieven der onderprefecten in Middelburg en Goes. Met de bewerking van hetzelfde archief in Overijsel werd een begin gemaakt, evenals met die van het ridderschapsarchief. Het Statenarchief van Limburg 1862-1914 vorderde tot 1894; hierin is opmerkelijk veel v.v.v. materiaal aan-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 20