KOHIEREN VAN PLAATSELIJKE BELASTINGEN:
BEWAREN OF NIET?
77
76
Mijn verwachtingen wat betreft eventuele reacties op mijn op blz. 187
van de jaargang 1960 van het Nederlands Archievenblad gestelde vraag be
treffende de al- dan niet-wenselijkheid van het „in perpetuum" bewaren der
verschillende soorten plaatselijke belastingkohieren waren, eerlijk gezegd, niet
hoog gespannen. Het valt mij dan ook ten zeerste mee, dat er niet minder
dan vier reacties daarop zijn binnengekomen: zij zijn afkomstig van mijn
ambtgenoot te Leeuwarden, van mr. Van den Hoek Ostende van het Amster
damse gemeente-archief, de heer Van Dam, ter secretarie van Enschede belast
met het beheer van het bureau archieven, waaronder ook de oude archieven
vallen, en de heer Driessen, archiefambtenaar ter secretarie van Kerkrade.
De heer Van Dam zegt: tegen opruiming van al die kohieren hij maakt
echter, zoals ik ook al gedaan heb, een uitzondering voor de kohieren der
plaatselijke inkomstenbelasting zaliger nagedachtenis na verloop van een
bepaalde termijn bestaat m.i. geen bezwaar.
Jhr. van Lennep en mr. van den Hoek Ostende zeggen: al die kohieren
moeten bewaard worden, want zij hebben soms reeds de grondslag gevormd
of zullen wellicht in de toekomst de grondslag vormen voor een wetenschap
pelijk onderzoek. Beide heren komen met hetzelfde voorbeeld aan, n.l. een
op grond van de kohieren der hondenbelasting door een zekeren dr. Hemmes
in Groningen en in een aantal gemeenten in Friesland ingesteld onderzoek
naar het verband tussen het voorkomen van blaaswormziekte bij honden en
de dichtheid der „hondenbevolking" in bepaalde gemeenten. Ditzelfde onder
zoek had dr. H. ook willen instellen in Amsterdam, maar dat is niet door
gegaan, aangezien de bewuste kohieren niet meer aanv/ezig bleken te zijn. Bij
mij rijst de vraag, of het nu op grond van dat eenmaal door één bepaald
onderzoeker ingesteld onderzoek nodig of zelfs maar wenselijk is nu ook
alle kohieren betreffende de hondenbelasting in alle ongeveer 1000 gemeenten
van Nederland te bewaren. De kans, dat nog ooit iemand na dr. H. zulk een
of een dergelijk onderzoek zal willen instellen kan m.i. wel verwaarloosd
worden. Tegen vernietiging van deze kohieren is dan ook m.i. geen enkel
redelijk argument aan te voeren.
Laten wij nu eens kijken naar een ander soort plaatselijke belastingkohieren,
de schoolgeldkohieren. Mr. v. d. H. O. zegt: bewaren, want bepaalde personen,
die in de oorlogsjaren hun papieren zijn kwijtgeraakt, hebben later op grond
der bewaard gebleven schoolgeldkohieren wel eens kunnen bewijzen, dat zij
leerling ener bepaalde school zijn geweest en hebben daarvan voordeel gehad
bij sollicitaties. Ook hier vraag ik mij af, of deze voor de betrokkenen
gelukkige omstandigheid nu de bewaring voorgoed dier schoolgeldkohieren
wettigt.
Jhr. van Lennep pleit niet zozeer voor de bewaring der kohieren van de
plaatselijke belasting op de openbare vermakelijkheden als wel voor die der
biljetten waarbij voor dergelijke vermakelijkheden vergunning wordt gevraagd.
Zij vormen volgens hem een goudmijn. Hiermede bedoelt hij niet, dat zij de
gemeente aan geld (goud) hebben geholpen in de vorm van de op grond
dier aanvraagbiljetten geheven vermakelijkheidsbelasting, maar dat zij gegevens
bevatten betreffende alle voorstellingen, sportwedstrijden, dansavondjes en op
voeringen, benevens de daarvoor betoonde belangstelling. Indien men, zoals
jhr. van Lennep gedaan heeft, door een „hoofdarbeider" de quintessence van
de inhoud dier aanvragen in boekvorm kan laten registreren, a la bonne heure,
hoewel ik mij ook hier afvraag, of het sop de kool eigenlijk wel waard is.
Jhr. van Lennep pleit ook voor de bewaring van de archieven „van en over
de verhuring van kermisstandplaatsen". Het eerste argument, dat hij daarvoor
aanvoert, heeft m.i. weinig waarde: het is, dat „journalisten en kermisliefhebbers
daarvan plegen te smullen". Ik vraag mij af, of archivarissen en archiefambte-
naren nu wel geroepen zijn als koks en koksmaats op te treden, ten einde
deze twee categorieën van laat ons eerlijk zijn nu niet bepaald erg weten
schappelijk georienteerde archiefbezoekers aan smakelijke schotels te helpen en
dat nog wel gratis! Een ander door hem voor die bewaring aangevoerd
argument snijdt m.i. meer hout. Het is n.l. op grond dier archivalia soms
mogelijk gebleken reizende kermisfiguren, waar de afdeling „bevolking" geen
oplossing kon geven te „retraceren". De soms zelfs niet of nauwelijks of
alleen in de vorm van journalen bewaarde kohieren der plaatselijke belasting
op de openbare vermakelijkheden zelf echter kunnen naar alle communis opinio
gevoeglijk na verloop van tijd worden vernietigd.
Voor de rechten, geheven krachtens de bepalingen der Warenwet bestaan
ook kohieren: deze bevatten, althans h.t.s., geen andere gegevens dan de
alfabetische-lexicografisch gerangschikte namen (met de adressen) van hen,
die deze rechten moeten betalen zonder enige nadere gegevens b.v. betreffende
de aard of de omvang van het door hen uitgeoefende bedrijf. Niemand kan dan
ook m.i. enig redelijk argument aanvoeren voor de bewaring dier kohieren.
De kohieren der straat-belasting zijn om het zo maar eens te zeggen
een soort secundaire serie belastingkohieren: zij worden opgemaakt op grond
van de kohieren der Grondbelasting, die, zoals bekend, een Rijksbelasting is:
zij kunnen dus op zijn hoogst gegevens bevatten omtrent de lengte van ge
bouwde en ongebouwde eigendommen langs de openbare weg, maar die zijn
ook bij de dienst van het kadaster bekend en te vinden. Ook hier dus m.i.:
weg ermee, althans na een bepaalde termijn.
De heer Van Dam ten slotte voert voor de wei-vernietiging een zeer be
langrijk argument aan, waaraan wij maar niet zo maar voorbij kunnen gaan.
Het gemeentebestuur van Enschede heeft n.l. aan de Ministers van Binnen
landse Zaken en Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gevraagd het te willen
machtigen tot de vernietiging van deze bewuste belastingkohieren over te
mogen gaan na verloop van een termijn van tien jaar. Deze machtiging, op
grond van artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 14 juni 1929, Stbl. 316
is door deze Ministers aan het gemeentebestuur van Enschede gegeven, met
dien verstande, dat niet vernietigd mogen worden:
1de kohieren der gemeentelijke inkomstenbelasting, voorzover daarin ge-
gegevens voorkomen betreffende de grondslag;
2) de kohieren, betrekking hebbende op dienstjaren, waarvan de rekeningen
nog niet door Gedeputeerde Staten der provincie zijn vastgesteld.
Gezien het feit, dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
zich voor hij in samenwerking met zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken
deze beslissing nam wel door de Algemene Rijksarchivaris zal hebben laten
voorlichten zou ik, zonder nu direkt de Algemene Rijksarchivaris, als hij