4
gekozen tot voorzitter. Bij zijn wederverschijnen wordt dr. Formsma met enige
woorden welkom geheten door dr. Panhuysen. Dr. Formsma zegt het voor
zitterschap te aanvaarden en dankt de vergadering voor het in hem gestelde
vertrouwen. Tevens verzoekt hij dr. Panhuysen deze vergadering verder te
willen leiden.
De voorzitter geeft te kennen dat dr. Formsma ontheven wenst te worden
van zijn taak als redacteur. Mr. B. van 't Hoff vraagt of het mogelijk is
thans een agendapunt in te voegen ter verkiezing van een redacteur. Dit blijkt
mogelijk te zijn door gebruikmaking van art. 8 huishoudelijk reglement. Het
voorstel moet met een meerderheid van twee derde aangenomen worden. De
vergadering heeft geen bezwaar, het voorstel wordt zonder stemming aange
nomen. Mr. Van 't Hoff stelt de heer dr. J. E. A. L. Struick candidaat voor het
redacteurschap, welk voorstel de voorzitter overneemt. De vergadering ziet
af van schriftelijke stemming en dr. Struick wordt bij acclamatie gekozen tot
redacteur. De voorzitter wenst de heer Struick, die te kennen geeft de functie
te willen aanvaarden, geluk met zijn benoeming. De nieuwe redacteur spreekt
woorden van dank tot de vergadering. Aan de orde is vaststelling der plaats
waar de volgende jaarvergadering zal worden gehouden. Drs. Mensonides
stelt voor weer eens ergens anders dan in Utrecht te vergaderen. Voorgesteld uit
de vergaderingen worden Zutphen en Delft. De afdoening van dit agendapunt
wordt aan het bestuur gedelegeerd, dat zal handelen naar bevind van zaken.
Bij de rondvraag vraagt de heer Don naar de mogelijkheid een persverslag van
de vergadering te verzorgen. De voorzitter zal dit proberen. Mr. Aa vraagt of
de contributie voor dit jaar nog moet worden vastgesteld. De voorzitter ant
woord dat deze onveranderd is gebleven en schorst de vergadering voor enige
ogenblikken.
Om 15.15 uur heropent de voorzitter de vergadering die intussen uitbreiding
heeft ondergaan door de komst van verschillende belangstellenden. De voor
zitter richt woorden van welkom tot enige vertegenwoordigers van het ministerie
van O. K. en W., de heren dr. F. J. Duparc en F. Hinrichs, tot de algemene
rijksarchivaris mr. H. Hardenberg en tot prof. mr. W. F. Prins, hoogleraar
aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. De voorzitter begroet in het bijzonder de
inleider van deze middag prof. mr. D. Simons, hoogleraar aan de Ned. Econ.
Hogeschool te Rotterdam, die spr. met enige welgekozen woorden inleidt. Een
verslag van de voordracht van prof. Simons en van de daarna gehouden ge-
dachtenwisseling volgt hierachter op pag. 19.
De vergadering werd om 17.45 uur gesloten.
5
TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER
Hooggeachte Collega's,
Het afgelopen jaar 1960 is voor het archiefwezen op bijzondere wijze geken
merkt: internationaal door het Congres te Stockholm, nationaal door de be
handeling van de nieuwe archiefwet in de Staten Generaal.
Het Vierde Internationale Archief congres is van 17 tot en met 18 augustus
1960 te Stockholm gehouden; er waren 554 deelnemers (introducé's medege-
rekend) uit 39 landen; de Nederlandse groep bestond uit 35 personen, onder
wie 10 introducés. Er is achtereenvolgens gehandeld over 1) de organisatie en
werkwijze van de rijksarchiefdiensten in de verschillende landen, die zijn aan
gesloten bij de Conseil International des Archives; 2) over nieuwe technieken,
materialen en ervaringen op het gebied van conservering, restauratie en foto
grafische reproductie van archiefbescheiden en 3) over de betekenis van de
archieven voor de moderne sociaal-economische geschiedschrijving.
Onze ondervoorzitter, dr. W. J. van Hoboken, heeft in het Nederlands Ar
chievenblad een uitstekend rapport over het congres uitgebracht. Hij heeft
hierin m.i. zeer terecht gewezen op de ideële waarde van dit soort manifestaties,
die alleen reeds hun bestaan rechtvaardigt. Daarnaast heeft hij echter een m.i.
even gerechtvaardigde kritiek uitgeoefend op de organisatie van het congres.
Deze had nl. tot gevolg, zo constateert de heer van Hoboken, dat „het bijwonen
van de zittingen (in Stockholm) meer nog dan in Florence een moed vereiste,
die velen niet tot het bittere einde hebben kunnen opbrengen. Dit is een kwaad
teken, want op een wetenschappelijk congres behoren de zittingen de volle
aandacht van de deelnemers te trekken en is dit in onvoldoende mate het
geval, dan kunnen daaruit bedenkelijke gevolgen voor het peil der congressen
voortvloeien". De oorzaken van deze tekortkomingen, waren zoals Van Hoboken
schrijft, 1onvoldoende geluidstechnische voorzieningen in een zaal, die toch al
een gebrekkige akoestiek bezat; 2) het feit, dat het systeem van gelijktijdige
vertaling van het gesprokene in zes talen door middel van telefoon, dat in
Florence zo goed had voldaan, weer plaats had moeten maken voor het tijd
rovende achteraf vertalen van elke toespraak, waardoor men soms driemaal
achtereen hetzelfde te horen kreeg; 3) het feit, dat men uitsluitend plenaire
zittingen hield van enkele honderden deelnemers, veel te veel om een vruchtbare
discussie mogelijk te maken.
In dit laatste kan alléén verbetering gebracht worden door het organiseren
van sectie-bijeenkomsten, waardoor een vlotte gedachtenwisseling in kleinere
kring zou worden bevorderd, en de specialisten in bepaalde vakonderdelen
elkaar gemakkelijker zouden vinden.
Het Bestuur van onze Vereniging heeft dan ook het voornemen een verzoek
in deze zin tot de Conseil International des Archives te richten.
Op enige zeer concrete punten is voor ons, Nederlanders, het congres niette
min zeer leerzaam geweest en ook daarop vestigde de heer van Hoboken
nadrukkelijk de aandacht.
1). Uit de rapporten over de organisatie van de rijksarchiefdiensten in de
verschillende landen bleek, dat Nederland vergelijkenderwijs een zwakke per
soneelsbezetting bij de rijksarchieven heeft en dat dit een beletsel is voor het
verrichten van eigen historisch onderzoek door de archivarissen.
2) Uit de rapporten betreffende nieuwe technieken ter conservering en